Lizzy van Winsen
Lizzy van Winsen
Koning Willem-Alexander laat onderzoek doen naar de rol van zijn familie, de familie Van Oranje-Nassau, in het koloniale verleden. Dan gaat het om de periode van eind 16e eeuw tot het heden.
Maar wat is er eigenlijk al bekend?
Dat de Oranjes betrokken waren bij de koloniale overheersing in zowel de Oost (voormalig Nederlands-Indië) als de West (Suriname en de Caraïbische eilanden) is bekend. Oud-hoogleraar Gert Oostindie (Universiteit Leiden), die het onderzoek zal uitvoeren, deed er zelf eerder ook al onderzoek naar en publiceerde zijn bevindingen in het boek De parels en de kroon.
"Er is geen twijfel over mogelijk dat ze door en door betrokken waren bij die koloniale geschiedenis, maar in hoeverre ze nu echt actief waren, dat weten we eigenlijk niet. En of er nou veel verdiend is aan dat koloniale bezit? Ook niet duidelijk." Dit zijn dan ook belangrijke vragen waarop in het onderzoek antwoord moet komen.
De voorvaderen van koning Willem-Alexander behoorden tot de absolute elite van het land en hadden vooraanstaande posities in zowel de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) als de West-Indische Compagnie (WIC). Dat begon al met de kleinzoon van de broer van Willem van Oranje: Johan Maurits van Nassau was namens de WIC vanaf 1636 gouverneur van Nederlands-Brazilië. Daar waren grote suikerrietplantages.
Om genoeg werkkrachten te hebben, werd in 1637 het slavenfort Elmina aan de kust van Ghana veroverd op de Portugezen. Vanaf dat moment stortte de WIC zich in de trans-Atlantische slavenhandel.
Stadhouder Willem V
Tijdens de 18e eeuw waren stadhouder Willem IV (1711-1751) en zijn opvolger Willem V (1747-1806) beide opperbewindhebber van de WIC, Willem V zelfs ook van de VOC. Ze waren vaak zelf niet aanwezig bij de vergaderingen, maar lieten zich vertegenwoordigen door hun adviseurs.
Een van hen was Thomas Hope. Die bekleedde namens Willem IV en Willem V een hoge functie binnen de WIC. Hij was tevens bankier van Hope & Co, een voorloper van ABN Amro. De bank liet onderzoek doen naar haar eigen betrokkenheid bij de slavenhandel en bood hiervoor eerder dit jaar excuses aan.
Pepijn Brandon was een van de onderzoekers en kwam in de WIC-archieven ook verwijzingen naar de stadhouders tegen. Als de uitkering aan de aandeelhouders in hun ogen te minimaal was, gooiden ze hun voornaamste bestuurslid, stadhouder Willem V, in de strijd. "Omdat het pleziertje voor de Hoogheid ook te laag is, moeten de uitkeringen omhoog."
Zoals veel adel in die periode, hadden de Oranjes ook zwarte bedienden. Deze (meestal) mannen, zie je soms terug op schilderijen die adellijke families van zichzelf lieten maken. Zo is op een schilderij van stadhouder Willem III in het stadhuis van Veere een zwarte man te zien. Uit onderzoek is gebleken dat deze man de stadhouder vaak vergezelde naar diners.
"Het was een teken van prestige", zegt Esther Schreuder, die een boek schreef over Cupido en Sideron, twee zwarte jongetjes die cadeau waren gedaan aan stadhouder Willem V. "In eerste instantie moesten ze gezien worden. Het had iets vorstelijks, donkere mensen aan het hof. Daarmee liet je zien dat je banden had met de hele wereld."
Slavernij
Ook in de 19e eeuw, als Nederland een monarchie wordt, houden de Oranjes een stevige vinger in de koloniale pap. Na de troonsbestijging van koning Willem I (1772-1843) liet hij in het Cultuurstelsel (1830) vastleggen dat de inheemse bevolking van Nederlands-Indië dwangarbeid voor het Nederlandse bestuur moest verrichten.
Na de grondwetswijziging van 1848, waarin het parlement de macht van de koning beperkt, groeide de kritiek hierop en werd het Cultuurstelsel rond 1870 afgeschaft. Zeven jaar eerder kwam er onder koning Willem III (1817-1890) een einde aan de slavernij.
Maar het Nederlandse koloniale bewind in de Oost en West duurde tot ver in de 20e eeuw. Ook over die periode leven bij historici als Brandon vragen. "In hoeverre bleven de Oranjes in die koloniale ondernemingen investeren, van privébedrijven tot aan de Koninklijke Shell?"
Alles publiceren
Om onderzoek te kunnen doen, krijgt de commissie onder leiding van Oostindie toegang tot documenten uit het archief van het Koninklijk Huis. Dat archief is, zeker wat betreft de 21e eeuw, alleen in te zien met toestemming van de koning.
Volgens Brandon ligt hier een taak voor de onderzoekers. "Zo lang conclusies niet traceerbaar zijn voor andere onderzoekers, kun je niet spreken van een wetenschappelijke conclusie." Oostindie beaamt dit. "Wat we nu hebben afgesproken is dat we alles wat we vinden mogen publiceren. Over de toegankelijkheid van het archief voor andere onderzoekers, voor eventuele toetsing, moeten we nog afspraken maken."
Het onderzoek gaat zo'n drie jaar duren.
- 'Breder perspectief nodig voor onderwijs over slavernijverleden'
- Geen excuses voor koloniale verleden België, 'koning ligt dwars'
- Reconstructie: de lange weg naar 'overhaaste' slavernij-excuses
- Onderzoekers verbaasd dat kabinet omvangrijke slavernij in de Oost negeert
- Koning laat onderzoek doen naar rol Oranjes in koloniaal verleden