Onderzoekers verbaasd dat kabinet omvangrijke slavernij in de Oost negeert
Leoni Schenk
redacteur Binnenland
Anneke Polak
redacteur Binnenland
Leoni Schenk
redacteur Binnenland
Anneke Polak
redacteur Binnenland
De slavernij en slavenhandel waren in de Nederlandse gebieden in voormalig Oost-Indië groter van omvang dan in de Nederlandse koloniën in de West, zeggen historici en onderzoekers. Toch zijn de geplande erkenning en excuses vooral gericht op het slavernijverleden in Suriname en het Caribisch gebied.
"Dat de Surinaamse en de Caribisch-Nederlandse gemeenschap meer uitgesproken is, betekent niet dat de omvang van slavernij in de Oost verbloemd moet worden", zegt Reggie Baay, een schrijver en onderzoeker van Indische afkomst, die veel heeft geschreven over het voormalige Nederlands-Indië.
Donderdag spreekt minister-president Mark Rutte op het Catshuis met betrokken organisaties over onder meer het uitspreken van de excuses op 19 december. Meerdere genodigden overwegen niet te gaan. Baay is uitgenodigd, maar gaat niet. "Het is alleen voor de bühne. Het slavernijverleden in Oost-Indië is tot nu toe niet serieus meegenomen door het kabinet."
Adviescollege alleen voor slavernijverleden in de West
In aanloop van de beslissing over excuses stelde de Tweede Kamer het Adviescollege Dialooggroep Slavernijverleden in. De opdracht vanuit het ministerie van Binnenlandse Zaken was alleen gericht op West-Indië, de trans-Atlantische slavenhandel. In de aanbevelingen meldt het Adviescollege dat om een integraal beeld van de Nederlandse betrokkenheid in de slavernij te hebben, nader onderzoek naar slavernij in Oost-Indië wenselijk is.
Een woordvoerder van Binnenlandse Zaken zegt pas op 19 december in te gaan op de aanbevelingen van het Adviescollege. "De start van iedere dialoog of onderzoek betekent dat je bepaalde keuzes moet maken, bijvoorbeeld in geografische regio of in tijdsperiode. De keuze bij het instellen van de dialooggroep Slavernijverleden richtte zich toen op de trans-Atlantische slavenhandel. Maar zoals de dialooggroep in haar rapport zelf ook stelt, is er meer onderzoek nodig, ook in Oost-Indië. Het kabinet zal op 19 december uitvoerig stilstaan bij de adviezen uit dit rapport."
Stil rond excuses voor slavernij Oost-Indië
Baay: "Er is geen grote groep die zich in Nederland roert voor excuses voor de slavernij in Azië. Het is alleen bekend onder historici, academici en schrijvers. Al sinds 2015 pleit ik voor erkenning van de slavernij in de Oost."
Het gaat er volgens de onderzoeker nu om welke keuzes worden gemaakt. "Als overheid heb je de taak om hier het voortouw in te nemen om dit te erkennen, excuses aan te bieden en vooral een taak in het onderwijs."
Nazaten in Zuid-Afrika
Volgens cultuurhistoricus en freelance onderzoeker Nancy Jouwe, die zich inzette voor Papoea-rechten, is er groeiende belangstelling voor slavernij in voormalig Nederlands-Indië en de Indische Oceaan. Ze is net terug uit Kaapstad, waar ze meedeed met workshops in verband met het slavernijverleden.
"Er is nog te weinig kennis", zegt zij. Daarom juicht zij toe dat het Adviescollege meer onderzoek wil naar slavernij in het Indisch oceaangebied. "In Zuid-Afrika kom je veel mensen tegen die nazaten zijn van Indonesische totslaafgemaakten. Dat zie je in hun gelaatstrekken, taal en cultuur."
In Kaapstad sijpelde het nieuws over de aangekondigde excuses door. "Daar spraken wij meerdere mensen die het gek vinden dat de excuses ook niet in de Oost worden gemaakt. Ter verduidelijking: bij de excuses van de gemeenten Utrecht en Amsterdam werd de Oost wel meegenomen."
Volgens Jouwe lopen de excuses van 19 december vooruit op de resultaten van het onafhankelijke onderzoek naar het slavernijverleden. "Het zou handiger zijn om die resultaten af te wachten."