Eliane Lamper
redacteur Buitenland
Eliane Lamper
redacteur Buitenland
Het waren dokters, onderwijzers en schrijvers. Mensen die net hun diploma hadden gehaald, of net een kind hadden gekregen. Het zijn enkele voorbeelden van Palestijnen die door het Israëlische leger zijn gedood. Na een jaar van oorlog is hun aantal zo groot, dat ze dreigen te verdwijnen in een statistiek van tienduizenden doden.
Door een diepgravend onderzoek komt daar nu verandering in. De onafhankelijke organisatie Airwars, gevestigd in Londen, onderzocht honderden Israëlische luchtaanvallen. Inmiddels hebben de onderzoekers ruim 7000 burgerdoden geïdentificeerd. Van hen weten we nu waar en wanneer ze zijn gedood, ze hebben een naam en gezicht gekregen.
Ze waren thuis of schuilden in scholen, moskeeën en tentenkampen die als doelwit waren aangewezen door het leger. Anderen kwamen om door ziekte en uitputting. Met volgens Palestijnse cijfers bijna 42.000 doden is het een van de bloedigste oorlogen sinds het begin van deze eeuw, twee procent van de bevolking in Gaza is gedood.
Lijst met namen
Het zijn cijfers van het gezondheidsministerie in Gaza, dat onder de politieke tak van Hamas valt. Het ministerie maakt geen onderscheid tussen burgers en militanten. In Israël is herhaaldelijk gezegd dat het aantal burgerdoden niet zo hoog is. In oktober, net na het begin van de oorlog, zei de Amerikaanse president Biden "geen vertrouwen" te hebben in de cijfers.
Kort daarop publiceerde het ministerie een document met de namen, leeftijden en ID-nummers van duizenden doden. "Zover we weten is dat nooit eerder gedaan tijdens een oorlog", zegt Emily Tripp, directeur van Airwars. "De lijst bleek grotendeels accuraat te zijn, er ontbraken ook nog namen van burgers die waren gedood." Ook de ratio klopte: ruim de helft is vrouw en kind.
"Er wordt veel gefocust op de statistieken, maar we wilden elke naam langsgaan en zijn handmatig te werk gegaan", vertelt Tripp. Ze benadrukt dat het onderzoek gebaseerd is op openbare informatie en dus volledig nagetrokken kan worden. "Deze burgerslachtoffers worden afgedaan als collateral damage, als bijkomende schade. Dit is dus wat we daarmee bedoelen."
De onderzoekers werkten aan de hand van informatie op sociale media en nieuwssites en bij hulporganisaties. Daar verschenen foto's van lijkwaden waarop namen waren geschreven. Op Facebook werden overlijdensberichten geplaatst. De zo verzamelde informatie werd naast de lijsten van het ministerie gelegd. De onderzoekers achterhaalden ook de locaties en tijden van luchtaanvallen, en wie daarbij werden gedood.
Het ministerie geeft geen openheid over gedode militanten. Die komen wel terug in de lijst van Airwars, zoals een generaal-majoor van Hamas die samen met zijn achttien familieleden werd gedood, of een commandant van Islamitische Jihad. Het waren er tientallen. "Dat zagen we aan hun foto's op sociale media waarop ze met wapens poseren", zegt Tripp, "of bijvoorbeeld omdat ze in een Hamas-vlag begraven werden."
Het totale aantal doden zal nog veel hoger zijn dan de 42.000 die door het Palestijnse ministerie worden genoemd. Door de verwoesting van ziekenhuizen en andere civiele infrastructuur is er moeilijk zicht te krijgen. Er zijn duizenden vermisten. Soms verdwijnen lichamen zonder identificatie in massagraven. In veel gevallen zijn de raketten die het leger gebruikt zo zwaar, dat er alleen nog ledematen van lichamen te vinden zijn.
Burgers beschermen
Met het onderzoek laat Airwars zien dat het mogelijk is om slachtoffers naam voor naam te identificeren, en dat lokale bronnen te vertrouwen zijn, zegt Jessica Dorsey, universitair docent Internationaal Recht aan de Universiteit Utrecht. "Landen die in oorlog zijn zeggen vaak dat niet te achterhalen is hoeveel burgerslachtoffers er vallen door luchtaanvallen, maar dat kan dus wel."
Daarmee richten de onderzoekers zich ook tot landen die Israël steunen en van wapens voorzien. "Regeringen moeten verantwoordelijkheid nemen en burgers beschermen", zegt Dorsey, die als vrijwilliger betrokken is bij het bestuur van Airwars. In de toekomst kan de informatie dienen bij bijvoorbeeld rechtszaken, zoals de genocidezaak die bij het Internationaal Gerechtshof loopt.
De organisatie hoopt dat het onderzoek bijdraagt aan een betere bescherming van burgers in conflictgebieden in de toekomst, maar dat is niet het enige doel. "Iedereen heeft recht op de waarheid, om te weten wat er gebeurd is met de persoon van wie je hield", zegt Tripp. "Onze documentatie is dus ook een aandenken voor iedereen die iemand verloren is."