Hoe DNA-databanken sjoemelartsen ontmaskeren en donorkinderen helpen
Ivo Landman
redacteur Online
Ivo Landman
redacteur Online
Na Jan Karbaat, Jos Beek en Jan Wildschut is er weer een 'sjoemelarts' ontdekt die zijn eigen zaad heeft gebruikt voor behandelingen in een vruchtbaarheidskliniek. Steeds vaker komt dat soort zaken aan het licht, en dat is geen toeval.
Commerciële databanken maken het vinden van anonieme donorvaders veel makkelijker, dus mogelijk volgen er nog meer spermadonorschandalen. Volgens advocaat Tim Bueters, die donorkinderen bijstaat, is de vraag vooral hoeveel. "Je vraagt je af: is dit nou het topje van de ijsberg?"
Anoniem zaad doneren was voor 2004 nog mogelijk, en dat werkte misstanden in de hand. Die worden vaak nu pas ontdekt. "We zijn ingehaald door de wetenschap. Er is steeds meer mogelijk", zegt Bueters in Nieuws & Co op NPO Radio 1. "Op internet is via Facebook steeds meer te vinden en er zijn DNA-databanken. Die zorgen ervoor dat donoren gevonden worden, of in dit geval ontmaskerd."
Bijna alle verhalen over misstanden en onvolkomenheden bij klinieken beginnen met een zoektocht op commerciële websites waar je DNA-verwantschap kan onderzoeken, weet Ties van der Meer, voorzitter van Stichting Donorkind.
Dat soort websites, zoals MyHeritage en Ancestry, zijn primair gericht op stamboomonderzoek. "Mensen gebruiken die databanken om op zoek te gaan naar hun roots. Maar donorkinderen willen ook graag een stamboom", benadrukt hij. "Alleen heeft een of andere arts ooit bepaald dat dat niet mag."
Zelf is hij ook een donorkind. Jaren was hij op zoek naar zijn biologische vader, maar de bal kwam pas aan het rollen na inschrijving op zo'n commerciële website. "Zo'n verwantschapsonderzoek is heel eenvoudig, Je krijgt een buisje thuisgestuurd. Daar moet je in spugen, het weer opsturen en dan wordt het vergeleken met alle andere DNA-profielen in de databank."
Aanvankelijk leverde dat niet veel op, maar na drie jaar was het alsnog raak. "Een halfzus meldde zich nietsvermoedend bij dezelfde site aan en zo kreeg ik een match." Veel verder kwam het niet, want Van der Meers donorvader wilde geen contact. "Gelukkig staan veel andere donoren daar wel voor open."
Het zijn niet alleen donorkinderen die op zoek gaan. Het gebeurt regelmatig dat mensen er door DNA-matches bij toeval achter komen dat ze met zaad van een donor zijn verwekt, zonder dat hun dat ooit verteld is. Dan volgt er vaak een pijnlijk gesprek, zegt Van der Meer. "Dat soort verhalen horen we maandelijks. Het zijn geen incidenten."
Jelmer, een van de ruim 40 donorkinderen van de Zwolse gynaecoloog Jan Wildschut, vertelde in 2022 over zijn ervaringen:
Verhalen waarbij donorkinderen tientallen halfbroers en halfzussen blijken te hebben zijn zeldzamer. "We kennen zo'n twintig groepen van mensen met heel veel halfbroers en -zussen, en dan bedoel ik meer dan dertig. Bij zoveel kinderen met dezelfde vader, is er altijd iets raars aan de hand. Dan is het zaad van een donor heel vaak gebruikt."
Maaike Janssen is zo'n donorkind. Ze heeft 110 halfbroers en -zussen, vertelt ze in Nieuws & Co. "Ik zie heel veel herkenning. Soms zijn het gewoon spiegels van elkaar. Vroeger werd gezegd, het is maar een zaadje. Maar dat klopt niet. DNA is zoveel meer dan alleen maar een zaadje, een bouwsteen. Het is echt soms de essentie van mensen."
'Communities'
Janssen vond haar donorvader en halfbroers en -zussen via de niet commerciële Fiom KID-DNA Databank, die specifiek gericht is op de verwantschap tussen donor en donorkind(eren). "We zijn begonnen met acht en we zijn uiteindelijk uitgegroeid tot meer. We hebben ook heel veel broers en zussen die niet wisten dat ze verwekt zijn met donorzaad. Die kwamen er per toeval achter via een andere databank."
Via sociale media komen donorkinderen makkelijker dan vroeger met elkaar in contact. Van der Meers ongesubsidieerde stichting speelt daar ook een rol in, vertelt hij. "We hebben communities waar donorkinderen in het geheim lid van kunnen worden. Soms willen ze juist niet dat hun moeder of opvoed-vader erachter komt dat ze op zoek zijn, bang om hen te kwetsen."
Veel van die donorkinderen zitten nog met vragen. Soms duurt het jaren voordat er schot komt in hun digitale zoektocht. Maar met kleine stapjes kun je een heel eind komen, zegt van der Meer. Er hoeft maar een klein percentage mensen ingeschreven te staan. Met twee procent heb je al gegevens uit zo'n beetje alle families die er zijn, en kun je voor bijna iedereen wel een DNA-match vinden."