Klimaatverandering kan gevaarlijke gevolgen hebben. Dat maakt snel en adequaat ingrijpen noodzakelijk. Dat is de conclusie van een speciale Klimaatcommissie van de Tweede Kamer in 1996. Nederland - en de rest van de wereld - moeten het zekere voor het onzekere nemen en de uitstoot van broeikasgassen snel verminderen, adviseert de commissie na een uitgebreid parlementair onderzoek.
Het is deze week 25 jaar geleden dat de commissie haar rapport publiceerde. Een kwart eeuw later blikken de betrokken Kamerleden met gemengde gevoelens terug op het eerste Kameronderzoek ooit naar klimaatverandering. "Ik denk dat er tot op de dag van vandaag sprake is van een collectief tekortschieten", zegt Eimert van Middelkoop, destijds voorzitter van de commissie die het onderzoek uitvoerde.
"Hogere temperaturen, een stijgende zeespiegel, vaker extreem weer: het stond allemaal al in ons rapport."
We liepen toen voorop, nu hobbelen we achteraan.
Initiatiefnemer van de Klimaatcommissie en oud PvdA-kamerlid Ferd Crone: "Ik ben trots dat er toen een bodem is gelegd voor het klimaatbeleid. Maar er had natuurlijk veel meer moeten gebeuren. We liepen toen voorop, nu hobbelen we achteraan. Nederland moet zich schamen."
Het instellen van de commissie was bijzonder. "Parlementaire enquêtes gaan altijd over wie wat fout heeft gedaan, zoals bij de toeslagenaffaire. Dit ging over de toekomst, dat vonden wij ook belangrijk", zegt Crone. De commissie moest voor de Tweede Kamer in kaart brengen of er inderdaad een klimaatprobleem was. En zo ja, wat daar dan aan gedaan kon worden.
Zo klonken de conclusies van het onderzoek in het NOS Journaal van 11 september 1996:
Dagenlang kregen de leden van de commissie 'college' van klimaatwetenschappers. Het VN-klimaatpanel IPCC had in 1995 in haar tweede rapport al geconcludeerd dat de waargenomen opwarming waarschijnlijk aan menselijk handelen kon worden toegeschreven. "We wisten toen al vrij zeker dat meer broeikasgassen voor opwarming zouden gaan zorgen. Wel was er destijds veel meer onzekerheid dan tegenwoordig", zegt klimaatwetenschapper Bart Verheggen.
Dat er sprake is van de nodige wetenschappelijk onzekerheden "kan en mag geen alibi zijn voor uitstel van verdere maatregelen" zei voorzitter Van Middelkoop destijds, bij de presentatie van het rapport. Van Middelkoop nu: "Wij pleitten voor het voorzorgsbeginsel: als er een zekere aannemelijkheid is dat er een probleem is, dan is het verstandig om alvast met maatregelen te beginnen waar je sowieso geen spijt van krijgt."
'Omslag in 2002'
De commissie concludeert in '96 dat er een ernstig klimaatprobleem is, dat direct aangepakt moet worden. De uitstoot van broeikasgassen zou in 2020 in Nederland 30 tot 40 procent lager moeten zijn dan in 1990, vindt de commissie. Crone: "Er zijn toen onder de Paarse kabinetten ook extra maatregelen genomen. Er kwam een eco-taks en vuile auto's werden duurder. Maar in 2002 is het omgeslagen. Toen was het opeens geen thema meer. Daar hebben we nu nog last van."
Ook internationaal is er weerstand, merkt Van Middelkoop als hij later de Japanse stad Kyoto bezoekt. Daar moeten wereldwijde afspraken over broeikasgasreducties worden gemaakt. Van Middelkoop spreekt er een Amerikaanse senator. "De enige deal voor hem, was geen deal. Dat was wel een eyeopener want wij zaten nog veel meer in de bekeringsfase."
We hadden gelijk. Het klimaatprobleem is zelfs groter dan we dachten.
In 1996 zegt Van Middelkoop te hopen dat zijn rapport niet in een la belandt. Nu moet hij erkennen dat er weinig is gebeurd met de adviezen van zijn commissie. "Dit raakt aan de kern van ons hele economisch handelen. Wij leven allemaal op fossiele brandstoffen. Als je dat moet uitfaseren, is dat enorm ingrijpend."
Crone: "De belangrijkste les is dat we toen gelijk hadden. Het klimaatprobleem is zelfs groter dan we dachten. Dat er niet méér aan klimaatverandering is gedaan, moet je verwijten aan de mensen die het hebben tegengehouden. Zoals werkgeverslobbies en politieke partijen, die zeggen: 'nu niet' of 'het buitenland moet meer doen'."
Van Middelkoop ziet veel politici "een beleefde buiging" naar het vraagstuk maken, maar onvoldoende concrete maatregelen voorstellen. En hij constateert nog een probleem: "Als je het goed doet, heb je er als politicus zelf geen profijt van. Het zijn de komende generaties die ervan profiteren. En laat je het na? Dan heb je er zelf geen last van, maar de toekomstige generaties wél."