Drie redenen waarom de Europese auto-industrie nog steeds belangrijk is
Charlotte Boström
Redacteur Economie
Charlotte Boström
Redacteur Economie
Het gaat niet best met de Europese autofabrieken. Volkswagen maakte vanochtend bekend dat de verkoop van zijn auto's steeds moeizamer gaat. En vorige maand gaf Stellantis, eigenaar van onder andere Fiat en Jeep, al aan dat het bedrijf dit jaar minder winst zal maken.
Chinese makers als Geely en BYD lukt het veel beter om hun wagens in de etalage te zetten en te verkopen, vooral als het gaat om elektrische auto's. Wagens van buiten Europa kunnen langer doorrijden voordat ze weer aan de laadpaal moeten. Ze zijn daarom niet alleen aantrekkelijker voor consumenten, maar ook vaak nog goedkoper.
Als steeds minder mensen Europese auto's willen kopen, hoe relevant is de sector dan nog? Volgens economen zijn er drie redenen waarom Europa zijn auto-industrie toch hard nodig heeft.
Miljoenen banen
Meer dan één op de twintig banen in de EU (6,1 procent) is te vinden in autofabrieken en bij hun toeleveranciers. In totaal gaat het volgens de Europese Commissie om 13,8 miljoen banen. De industrie zorgt daarbij voor 392 miljard euro aan belastinginkomsten voor Europese overheden, zegt belangenclub ACEA.
Nederland heeft weliswaar geen auto-industrie meer, maar bedrijven die chips, navigatiesystemen en andere onderdelen leveren, zijn alsnog goed voor 3 procent van de Nederlandse industrie, becijferde Eurostat.
"De voorspeling was dat er veel nieuwe banen bij zouden komen, omdat de industrie moet vergroenen", zegt Pim Grol van RAI, de belangenvereniging voor Nederlandse toeleveranciers in de autobranche. Maar nu de Europese automakers in zwaar weer verkeren, is het anders gelopen.
Volgens automakerskoepel CLEPA zijn er momenteel zelfs 56.000 banen minder bij Europese toeleveranciers vergeleken met 2020. Grol: "Nederlandse leveranciers merken dat in de vorm van een omzetval en hun magazijnen raken vol, omdat er minder vraag is naar schroefjes en van alles. Daar kan je niet een-twee-drie een nieuwe afzetmarkt voor vinden."
Motor van innovatie
Met merken als BMW, Stellantis en Mercedes-Benz wordt de Europese auto-industrie weleens omschreven als een sector die haar gloriedagen achter zich heeft liggen. Maar de bedrijven zijn nog steeds cruciaal voor de innovatie in Europa, concluderen economen van onder andere de Boston Consulting Group en de Europese Commissie.
Een derde van al het geld dat wordt geïnvesteerd in onderzoek en innovatie in Europa, belandt in de auto-industrie. Jaarlijks gaat het om ongeveer 60 miljard euro, staat in een belangrijk rapport van de Europese Commissie over het toekomstig concurrentievermogen van Europa.
"Om de klimaatdoelen te halen moet de gehele Europese economie verduurzamen. Maar nu Europeanen steeds minder elektrische auto's kopen, valt de urgentie weg. Elektrificatie stagneert. Dat heeft gevolgen, ook buiten de auto-industrie", zegt Marieke Kuijpers, econoom en sectormanager mobiliteit bij de Rabobank.
Een voorbeeld is de crisis bij de Zweedse accumaker Northvolt: de vertraagde levering van batterijen leidde er dit jaar toe dat BMW een order terugtrok. Het jonge bedrijf staat inmiddels op omvallen.
Woensdag kondigde zakenpartner Volvo Cars aan dat ze de aandelen van een Northvolt-dochter zullen overnemen, omdat de accumaker zijn verplichtingen niet is nagekomen. Zo is de toekomst van het batterijbedrijf, dat Europa op grote schaal zou helpen om te verduurzamen, nog onzekerder geworden.
Alles is politiek
Een derde reden om de Europese automakers te willen houden, is geopolitiek. Politieke ontwikkelingen in bijvoorbeeld China, Rusland en de VS leiden ertoe dat steeds meer bedrijven wereldhandel als een risico beschouwen, concludeert de Boston Consulting Group.
Als alle Europese automerken verdwijnen en we ons laten overspoelen door Amerikaanse en Aziatische auto's, dan verliezen we de grip op onze economie, zegt ook Kuijpers van de Rabobank.
"Met meer Chinese auto's in Europa, krijgt China steeds meer macht over onze economie. Dat maakt ons kwetsbaar. Door corona hebben we ook geleerd dat het niet altijd handig is om afhankelijk te zijn van handel met markten ver weg."