Duitse Intel-fabrieken bijna dubbel zo duur, kost overheid miljarden meer
De ambitie om een hypermoderne productielocatie voor computerchips op Europese bodem te krijgen, wordt veel kostbaarder dan gedacht. De Duitse overheid en de Amerikaanse chipfabrikant Intel zijn het na maanden onderhandelen eens geworden over een aangepaste deal.
De investering van Intel is bijna verdubbeld, naar 30 miljard euro, voor de bouw van twee fabrieken. Het betekent ook dat de Duitse overheid miljarden meer meebetaalt. Volgens onder meer Bloomberg en Handelsblatt gaat het om tien miljard euro; drie miljard meer dan eerder begroot en iets minder dan waar Intel naar verluidt op had gehoopt.
Intel kondigde de plannen ruim een jaar geleden aan als onderdeel van een groot investeringspakket voor Europa. Daarmee haakte het bedrijf in op een wetsvoorstel van de Europese Commissie, de zogenoemde Chips Act.
De wet moet de positie van Europa in de wereldwijde chipsector verstevigen en biedt overheden de ruimte extra subsidie uit te trekken voor zogeheten first-of-kind-fabrieken. Oftewel: fabrieken die nog niet ergens anders in Europa staan.
Dat Duitsland miljarden zou steken in de productiefaciliteit, was vanaf het begin duidelijk. Zonder subsidies zou Duitsland voor Intel niet interessant zijn geweest. De economische omstandigheden zijn sinds maart vorig jaar alleen flink veranderd. De rente is opgelopen, waardoor geld lenen stukken duurder is geworden. Ook is de energie prijziger en zijn materialen duurder geworden. Dat samen maakte heronderhandelingen nodig.
De fabrieken in Maagdenburg zouden in 2027 open moeten gaan, maar de bouw loopt waarschijnlijk vertraging op. In het persbericht van Intel vandaag wordt het jaartal zelfs helemaal niet meer genoemd. Het is de bedoeling dat daar de rekenkrachtigste chips van dat moment geproduceerd gaan worden. De campus gaat voor de hele wereld produceren, maar de verwachting is dat er voldoende vraag vanuit Europa komt.
De productiefaciliteit speelt een sleutelrol in de strategie van de Europese Commissie om de productie van zeer rekenkrachtige chips meer op het eigen continent te laten plaatsvinden. Dat moet de geografische afhankelijkheid van Azië verkleinen.
Het is overigens een illusie om te denken dat twee fabrieken genoeg zijn om écht iets aan die afhankelijkheid te doen. Op andere continenten wordt ook fors bijgebouwd vanwege de grote vraag. Bovendien klonk er vorig jaar bij de aankondiging kritiek vanuit de Europese chipsector; de vraag is of zo'n hypermoderne campus echt tegemoet komt aan de wensen van de markt.
Ook TSMC kijkt naar Duitsland
Mogelijk moet Duitsland nog een keer de portemonnee trekken voor een andere chipfabrikant: het Taiwanese TSMC kijkt nog altijd of het ook een fabriek wil gaan bouwen in Dresden. Het zou gaan om een totale investering van 10 miljard euro; hoeveel de overheid daaraan zou bijdragen is vooralsnog onbekend.
TSMC zou in Duitsland chips willen produceren die een stuk minder rekenkrachtig zijn. Deels is dat ingegeven door de markt: de productie zou zijn bedoeld voor de Duitse auto-industrie, die voor een flink deel juist minder krachtige chips nodig heeft. TSMC heeft daarnaast het beleid dat de allernieuwste technologie alleen in Taiwan zelf mag worden geproduceerd.
Voor het Nederlandse ASML zijn al deze investeringen hoe dan ook goed nieuws. Beide fabrikanten zijn belangrijke klanten voor de chipmachinemaker.