Bewijs gevonden dat Vlielands dorp werd platgebrand in Tachtigjarige Oorlog
Sterke vermoedens waren er al lang, maar nu is er ook archeologisch bewijs voor: aan het begin van de Tachtigjarige Oorlog werd het dorp Oost-Vlieland op Vlieland volledig platgebrand op bevel van een Spaanse gouverneur. Bodemvondsten bevestigen verhalen die al eeuwen rondgaan op het eiland.
De bouw van een nieuwe supermarkt in het dorp maakte archeologisch onderzoek mogelijk. Waar tot dusver slechts vage aanwijzingen waren dat er een grote brand had gewoed in het jaar 1575, bevestigen de opgravingen deze verhalen.
Dat het precies is gegaan zoals beschreven in de overlevering, is niet met volledige zekerheid te zeggen. "Maar deze opgraving heeft in elk geval die datum van 1575 kunnen linken aan sporen in de bodem", zegt Folkert Janssens, Vlielander en betrokken bij de opgravingen, op NPO Radio 1.
Volgens Janssens gebeurt het niet vaak dat er een groot bodemonderzoek kan worden gedaan in het dorp. "Vanwege de bouw van de supermarkt moesten twee panden naast elkaar worden gesloopt. Daardoor kwam een groot stuk grond voor onderzoek beschikbaar."
Dorp in de as
Tijdens de brand, bijna 450 jaar geleden, werd het volledige dorp met ongeveer vierhonderd huizen in de as gelegd. Hoofdverantwoordelijke: de Spaanse gouverneur Caspar di Robles. Hij was stadhouder van Friesland, Groningen en Drenthe aan het begin van de Tachtigjarige Oorlog, die in 1568 begon.
De watergeuzen, Hollandse protestanten die te water het Spaanse leger bevochten en kustdorpen plunderden, waren de gouverneur een doorn in het oog. Om ze een lesje te leren, zou de gouverneur met zijn mannen naar het onbewapende Oost-Vlieland zijn getrokken om het dorp te plunderen en vervolgens plat te branden.
Archeologisch onderzoeksbureau De Steekproef was verantwoordelijk voor de opgravingen. "Die mannen hebben laagje voor laagje de grond afgegraven. Ik onderzocht het zand dat eruit kwam op metaalsporen", zegt Janssens.
Munten en een loden zegel
Al op dag één was het raak: de onderzoekers troffen een zilverschat aan. "Het betrof een aantal zilveren munten die door de brand aan elkaar gesmolten waren. Het ging om 16e-eeuws materiaal."
De meest bijzondere vondst volgens Janssens was een loden zegel, afkomstig van een document of oorkonde. "Vroeger was het heel gebruikelijk dat belangrijke documenten werden voorzien van een zegel van de regerende vorst of van lokale adel. Die dingen vind je niet zo vaak intact, met name omdat lood heel gevoelig is voor rot."
De vondsten worden eerst gereinigd en gekenmerkt en daarna gaan ze naar de provinciale collectie. Wat er dan mee gebeurt, is nog onduidelijk. "Gemeenten zouden ze in bruikleen kunnen aanvragen voor exposities zodat ze ook te zien zijn voor publiek."