Woede over niet gebruiken van term 'bersiap' op Indonesië-expositie
De Federatie Indische Nederlanders (FIN) is van plan aangifte te doen tegen de Indonesische gastcurator Bonnie Triyana, verbonden aan het Rijksmuseum. De belangenorganisatie is verbolgen over het besluit van het museum in Amsterdam om de term bersiap bij de aankomende expositie Revolusi! niet te gebruiken, op initiatief van curator Triyana.
FIN-woordvoerder Michaël Lentze is verbijsterd over het besluit. Hij noemt het een trap op de ziel van veel Indische Nederlanders. "Wij hebben veel eerstegeneratie-overlevenden gesproken. Zij zijn gevlucht voor het geweld en hebben het destijds ternauwernood overleefd. En dan horen ze op hun oude dag zoiets." Volgens Lentze maakt Triyana zich schuldig aan het bagatelliseren van de Bersiap, volgens hem een strafbaar feit.
Strijdkreet
Bersiap (Maleis voor 'sta paraat') is van oudsher een strijdkreet. In Nederland staat de term voor de gewelddadige periode tijdens de strijd om de onafhankelijkheid van Indonesië, direct na de Tweede Wereldoorlog. Jonge strijders vielen niet alleen Indische Nederlanders aan, maar ook Chinezen en Molukkers.
De Indonesische historicus Bonnie Triyana meent dat de term in z'n algemeenheid wordt gebruikt als verwijzing naar het geweld tegen Indische Nederlanders. Hij vindt dat het daardoor een racistische lading krijgt, omdat het een beeld oproept van "primitieve, ongeciviliseerde Indonesiërs als daders".
Lentze vindt de lezing van Triyana bespottelijk. "De term bersiap slaat op racistische moordpartijen op Nederlanders, zo simpel is het." Volgens de woordvoerder suggereert Triyana onterecht dat het gebruik van de term racistisch is voor Indonesiërs. "Daarmee maakt hij van de slachtoffers, de Indische Nederlanders, daders en andersom."
Eerder maakten we deze terugblik op de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog:
Yvonne van Genugten van het Indisch Herinneringscentrum in Den Haag (IHC) begrijpt niet goed waarom Triyana de term racistisch vindt. "Bersiap staat vanuit het perspectief van Indische Nederlanders voor angst", stelt ze. "Bersiap blijft voor Indische Nederlanders en Europeanen belangrijk, want het staat voor een periode dat hun leven niet veilig was en zij doodsangsten hebben doorstaan."
Maar, voegt Van Genugten toe: "Wij zijn ons er ook van bewust dat dit een Nederlands perspectief is. Als Indonesiër kun je anders tegen zo'n periode aankijken."
Indonesië-specialist Henk Schulte Nordholt erkent dat de discussie heel gevoelig ligt. De periode wordt in Nederland geassocieerd met bruut geweld tegen met name de groep Indo-Europeanen, maar de werkelijkheid was genuanceerder, zegt Schulte Nordholt. "Ook de Chinezen hebben vreselijke dingen meegemaakt. Nederlanders hebben niet exclusief het recht op het slachtofferschap uit die periode."
Hij vervolgt: "Triyana ontkent niet dat er beestachtig geweld is gepleegd door jonge Indonesische strijders. Hij zegt alleen dat het geweld veel breder was en dat ook etnische Chinezen en andere Indonesiërs slachtoffer waren van geweld."
In een reactie laat het Rijksmuseum weten ervoor te hebben gekozen om "geen specifieke term te gebruiken voor het aangedane leed in deze periode". Het museum zegt de gebeurtenissen van alle kanten te willen belichten. "De tentoonstelling erkent en adresseert zowel het geweld in deze periode tegen Indo-Europeanen, Nederlanders, Molukkers, Chinezen en anderen die aan Nederlandse zijde stonden of daarvan verdacht werden, als het geweld tegen andere groepen zoals de Indonesiërs in dezelfde periode."
De Federatie Indische Nederlanders laat het er niet bij zitten. Woordvoerder Lentze wil in gesprek met het museum over hoe de keuze tot stand is gekomen. "Dit is oorlogspropaganda verspreiden vanuit Indonesië. Dat kan niet op een plek als het Rijksmuseum."