Hogesnelheidslijnen in EU vaak financieel drama
Het fiasco met de hogesnelheidslijn tussen Nederland en België is geen uitzondering. Projecten voor hogesnelheidslijnen in Europa lopen vaak uit op een drama, zegt de Europese Rekenkamer. De spoorwegen zijn peperduur, worden met grote vertragingen opgeleverd, de treinen rijden uiteindelijk veel langzamer dan de bedoeling was en reizigers maken er nauwelijks gebruik van.
Het zijn keiharde conclusies van de Rekenkamer. Hogesnelheidstreinen kunnen dan wel een milieuvriendelijker alternatief zijn voor vliegverkeer, maar dan moet er wel heel veel veranderen. Lagere ticketprijzen en meer treinen per dag zouden helpen om de treinen voller te krijgen.
Onnodige kosten
Nu zijn er vooral mislukte projecten. Een voorbeeld is de spoortunnel door de Alpen, die München in Duitsland met Verona in Italië moet gaan verbinden. In 1986 lagen daarvoor de eerste plannen op de tekentafel. Pas in 2003 werd met de bouw begonnen. Als alles volgens het huidige plan verloopt, rijdt de trein in 2040. Dat is 54 jaar na de eerste plannen.
Die Alpenroute is een extreem voorbeeld, maar het tekent de problemen bij het bouwen van grote internationale spoorverbindingen binnen de EU. De spoorwegen zijn erg duur, zo'n 25 miljoen euro per kilometer. Een minuut tijdwinst op een traject kost gemiddeld 90 miljoen euro.
Het ergste: die hoge bouwkosten zijn vaak helemaal niet nodig. De bouwkosten pakken zo hoog uit, omdat de spoorlijnen berekend zijn op treinen die 300 kilometer per uur rijden. In de praktijk halen ze dat bijna nooit, veel treinen rijden maar de helft van die snelheid. Voor die treinen kun je dus net zo goed veel goedkopere spoorwegen aanleggen, zegt de Rekenkamer.
De kosten voor zo'n lijn zijn heel hoog, je moet er wel echt grote steden mee verbinden.
De Rekenkamer onderzocht niet de hogesnelheidslijn tussen Nederland en België, de HSL. Maar de vernietigende conclusies over de andere lijnen zijn ook op de HSL van toepassing.
De Europese Commissie wil dat er in 2030 dertigduizend kilometer aan hogesnelheidslijnen binnen de EU ligt. "Dat is zeer onrealistisch," zegt Luc T'Joen van de Europese Rekenkamer. "De kosten om die lijnen aan te leggen zijn zo hoog, dat je daarvoor wel echt grote steden moet verbinden. Amsterdam en Brussel kan, Parijs en Londen ook. Maar we onderzochten ook een lijn tussen Dijon en Mulhouse. Die steden zijn simpelweg te klein."
Miljarden subsidie
De Europese Commissie heeft de afgelopen jaren miljarden subsidie uitgegeven aan hogesnelheidslijnen. Volgens de Rekenkamer krijgt de belastingbetaler maar weinig terug voor dat geld.
Een van de meest in het oog springende projecten die geld kregen, was de EuroCap-rail, waarbij de drie Europese 'hoofdsteden' Brussel, Luxemburg en Straatsburg met elkaar zouden worden verbonden. Met bouwen werd nooit begonnen, wel werd er bijna 100 miljoen uitgetrokken om de bestaande spoorlijn tussen Luxemburg en Brussel te verbeteren. Dat had weinig zin: de reis duurt nu bijna een uur langer dan in de jaren 80.