Veel ongelijkheid in het onderwijs: 'Het is echt vijf voor twaalf'
Tomas Riemens
redacteur Online
Tomas Riemens
redacteur Online
Kinderen met een migratieachtergrond hebben in Nederland nog steeds weinig kansen in het onderwijs. Ze belanden vaker op het vmbo en doen het daardoor minder goed op de arbeidsmarkt dan kinderen zonder migratieachtergrond. Nederland scoort op dit gebied net zo slecht als bijvoorbeeld België en Duitsland, maar slechter dan Zweden of Groot-Brittannië.
Dat blijkt uit een toonaangevend rapport van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), dat de prestaties van kinderen met een migratieachtergrond in 35 landen vergeleek. De organisatie constateert dat er meer moet worden gedaan om migrantenkinderen te laten slagen op school en in de maatschappij.
Ook in Nederland kan er veel beter, blijkt uit dit onderzoek. "Het is echt vijf voor twaalf als het gaat om de kansenongelijkheid", zegt socioloog Ilias El Hadioui van de Erasmus Universiteit Rotterdam en de Vrije Universiteit Amsterdam. "Eerdere rapportages wezen hier al op, maar de ongelijkheid is er nog steeds."
Afkomst speelt grote rol
Met name kinderen van Turkse, Marokkaanse en Surinaamse afkomst - de tweede of derde generatie migranten - scoren slechter dan kinderen uit Nederlandse gezinnen. "Het is voor kinderen met een migratieachtergrond niet vanzelfsprekend dat ze hun ambities kunnen verwezenlijken", zegt Maurice Crul, hoogleraar diversiteit en onderwijs aan de Vrije Universiteit Amsterdam en Erasmus Universiteit.
Uit het OESO-rapport blijkt dat kinderen met een migratieachtergrond vaak uit armere gezinnen komen en daardoor op school in het nadeel zijn. Maar ook als ze uit rijkere huishoudens komen, blijven hun schoolprestaties vaak achter bij die van leeftijdsgenoten. Hieruit blijkt dat afkomst een belangrijke rol speelt, zegt Crul.
Voor leerlingen is zo'n verkeerd oordeel later lastig te repareren.
Zo geven basisschoolleraren minder snel een advies voor hoger voortgezet onderwijs aan kinderen met een Turkse achternaam, schrijven de onderzoekers. Daarnaast hebben scholieren met een migratieachtergrond vaker het gevoel dat ze oneerlijk worden behandeld door docenten.
El Hadioui herkent dit beeld. "Er zijn gevallen bekend van kinderen van verschillende afkomst en met dezelfde Cito-scores, die naar andere niveaus worden gestuurd. Het is in de meeste gevallen geen onwil, maar de selectie is nu niet neutraal. Voor leerlingen is zo'n verkeerd oordeel later lastig te repareren. Het onderwijs zou een springplank moeten zijn, maar met het huidige systeem is het dat niet."
Verder hebben kinderen met een migratieachtergrond een veel slechter beeld van de staat van de economie dan kinderen zonder zo'n achtergrond. Een mogelijke verklaring is dat ze in hun omgeving veel werkloosheid zien en daardoor het idee hebben dat het niet goed gaat. Nederland is volgens de OESO-onderzoekers het enige land waar dit het geval is.
Wel is het zo dat met name leerlingen van Turkse en Marokkaanse afkomst zich vaak thuis voelen op school. Dat lijkt goed, maar komt in de praktijk door het verschil in 'witte' en 'zwarte' scholen, zegt Crul. "Kinderen met een Surinaamse achtergrond voelen zich vaak minder thuis, maar dat komt doordat ze meer op gemengde scholen zitten en dus vaker te maken hebben met pesten of discriminatie."
Crul en El Hadioui zeggen dat vooral de vroege splitsing van leerlingen in het voortgezet onderwijs de kansen van kinderen met een migratieachtergrond beperken. Zij belanden daardoor al op relatief jonge leeftijd in het beroepsonderwijs en kunnen vervolgens moeilijk doorstromen naar het hoger of wetenschappelijk onderwijs.
In Duitsland is na een kritisch OESO-rapport in 2001 het onderwijssysteem op de schop gegaan. Daar worden leerlingen later verdeeld over onderwijsniveaus en is de doorstroming verbeterd. Sindsdien halen kinderen met een migratieachtergrond er betere resultaten. In Zweden worden kinderen pas onderverdeeld als ze15 jaar oud zijn, in plaats van 12 jaar zoals in Nederland, en scoren kinderen van immigranten ook een stuk beter.
Nederland wordt in het rapport genoemd als voorloper op het gebied van integratiebeleid en vroegschoolse educatie voor migrantenkinderen. Toch zou de overheid enkele rigoureuze veranderingen moeten doorvoeren, vindt Crul. Hij pleit voor brede brugklassen, zodat kinderen ook op de middelbare school nog zeker twee jaar de tijd hebben om te laten zien wat ze kunnen. "Nu gaat het langzaam steeds een stukje beter, maar zo'n maatregel zou echt zoden aan de dijk zetten."