Kunstrijdster Wories geeft olympische droom niet op
Niki Wories. Die naam doet misschien niet meteen een belletje rinkelen, maar Wories is al jaren de beste kunstrijdster van Nederland. De 20-jarige Amsterdamse moet volgend jaar de eerste Nederlandse kunstrijdster worden op de Olympische Spelen.
Maar Wories kent ook de schaduwzijde van topsport. Ze verhuisde naar Canada om een betere kunstrijdster te worden en werd 22ste op het WK van vorig jaar. Maar een zware enkelblessure en twee operaties gooiden roet in het eten. Daarna liep ze bij valpartijen op het ijs liefst vijf keer een hersenschudding op. "De artsen hebben toen wel gezegd dat het gevaarlijk was om weer te beginnen. Maar ja, ik kan wel blijven liggen."
Bij de Open NK in Den Haag sloot Wories die donkere periode af. Een periode, waar ze niet graag aan terugdenkt. "Je ligt alleen in een Canadees ziekenhuis, zonder familie. Ik heb het ze eerst ook niet verteld. Dan worden ze alleen maar ongerust. Ik wilde eerst zelf weten wat er aan de hand was."
Inmiddels is Wories weer voorzichtig begonnen met trainen. Waartoe dat gaat leiden weet ze zelf ook niet.
Olympische droom
Ooit domineerde Nederland het kunstrijden. In de tijd van Sjoukje Dijkstra (olympisch kampioene in 1964 en zilver in 1960) en Joan Haanappel grossierde Nederland in ereplaatsen. In 1976 behaalde de in Californië geboren Dianne de Leeuw nog een zilveren medaille in Innsbruck, nadat ze een jaar eerder al de wereldtitel had gegrepen.
Die prestaties zijn nu misschien te hoog gegrepen, maar als de voortekenen niet bedriegen zou Nederland met Wories volgend jaar in Pyeongchang eindelijk een opvolgster van Dijkstra, Haanappel en De Leeuw op het olympische ijs kunnen krijgen.
Maar de weg is nog lang, beseft Wories. In Den Haag werd ze met vallen en opstaan 18de. "Dit is de eerste keer dat ik mijn korte en mijn lange kür weer rijd. Dat betekent dat ik weer kan terugkomen. Én beter."