Ja, die grenscontroles waren lastig. Elke keer in de file, nerveus wachtend, met de officiële toestemming en het bewijs van een coronatest op schoot. Opgelucht als de politie van België of Oostenrijk ons 'ongevaarlijk' vond. Dan konden we aan het werk.
Toch beviel het ons eigenlijk wel, deze corona-roadtrip. Die urenlange autoritten, het langzaam veranderende landschap. Onderweg luisterend naar de lokale radio met de koffiekan voorin.
Maar nu: de vraag of we kunnen werken in Stockholm. Twee reportages, 1600 kilometer verderop. We moeten vliegen. Voor het eerst zie ik ertegenop een vliegtuig in te stappen. Niet echt handig voor een Europa-correspondent.
Even slikken
Hoe groot is de kans op coronabesmetting in een vliegtuig? We verdiepen ons in de aerosolen, de rondzwevende minideeltjes. Volgens wetenschappers wordt de lucht in een vliegtuig elke drie minuten ververst.
Helemaal gerust zijn we er niet op. We slikken even en kopen toch tickets.
Het is zondagochtend acht uur. Mondkapjes hebben we al op. Na onze reis door Duitsland en Italië voelt dat bijna vertrouwd. We hadden een leeg vliegveld verwacht, maar op Schiphol is slechts één hal open en daar zijn de rollende koffers weer terug. Passagiers lopen chaotisch om ons heen, haastig zoekend naar hun incheckbalie. Het coronavirus lijkt ver weg.
Waar blijft die verse lucht?
Eenmaal bij de gate staat een grote groep wachtende passagiers. Mensen zoeken naar ruimte, naar afstand, maar die is er niet. Iedereen heeft gezichtsbedekking, dat wel.
Wij kijken elkaar aan: dit wordt geen halfvol vliegtuig met lege stoelen. En inderdaad is in het toestel de anderhalve meter snel vergeten. "Try to avoid personal contact", klinkt het opgewekt door de intercom. Ik zit aan het gangpad. Op mijn stoel een kartonnen bakje met water, een boterham met kaas en een koekje.
Boven mijn hoofd worstelt een man met een te grote koffer. Een lange rij wat angstige mensen schuifelt naar voren. Tussen hen in staat een verhitte purser. Weet hij dat zijn mondkapje half over zijn neus hangt? Ik tuur omhoog. De kleine ventilatoren staan uit. Waar blijft die beloofde verse lucht?
Een kwartier later is vrijwel elke rij vol. Ik hoorde over luchtvaartmaatschappijen die middelste stoelen vrijhouden om besmetting tegen te gaan. Dat leek een slim idee. Maar daar doen ze hier niet aan.
Waarom hoeven we in het vliegtuig geen afstand te houden van anderen? NOS op 3 dook in het vliegen tijdens de pandemie:
En dan vertrekken we en blaast de lucht van alle kanten. Plotseling stopt de man naast me zijn gezichtsmasker in zijn tas. Hij haalt diep adem. Ik kijk hem verbijsterd aan. "Ik heb een baard en dan heeft dat ding geen zin."
In de rij voor ons is een man in slaap gesukkeld, zijn maskertje is afgegleden. Hij snurkt.
Dit duurt maar twee uur, spreek ik mezelf toe. Toch werk ik liever in een coronabrandhaard in Oost-Frankrijk. Daar kan ik een stap terug doen.
Wetenschappers noemen de kans klein dat iemand een heel vliegtuig besmet. Maar ik zit vast in een stoel en weet niet wie er naast me zit. Nou ja, een botte man zonder mondkapje. Ook al blazen de ventilatoren, dit voelt schijnveilig.
Geen dutyfree
Tien dagen later vliegen we uit Helsinki terug naar Amsterdam. In Finland is alles en iedereen bezig met veiligheid en zijn de regels flink strenger. Overal hangen flessen ontsmettingsmiddel. Mondkapjes zijn op deze luchthaven al weken verplicht.
In de grote hal naar de gates zijn de rolluiken naar beneden. Hier geen dutyfree en geen cafés. Gezondheid wint het hier van het geld. We vinden één winkeltje dat open is en zijn blij met lauwe instantkoffie.
Dit keer vliegen we met minder passagiers. Maar weer zijn we in volle rijen naast elkaar geplaatst. We zien dat alle middenrijen vrij zijn. Dat is vreemd. "Mogen we daar zitten?", vragen we de blonde stewardess. Er volgt een diepe zucht. "Vooruit dan maar." Wie afstand vraagt is blijkbaar lastig.
Op onze stoel ligt het bekende doosje met de boterham. De lucht is bedompt, tot we opstijgen, dan toert de ventilatie weer.
Volgende stop: Polen
Eenmaal op Schiphol wachten de trollies in het gelid, veilig op afstand, voor onze koffers. En we hebben weer ruimte om ons heen, we ademen toch anders.
Onze volgende reportage is in Polen. We hebben het even opgezocht: 1100 kilometer naar Warschau. De koffiekan staat klaar. We gaan met de auto.