Het vertrouwen in de politiek en in het kabinet is ten opzichte van de afgelopen twee jaar flink toegenomen, blijkt uit het Prinsjesdagonderzoek van Ipsos I&O in opdracht van de NOS. Vooral onder laagopgeleiden is er meer vertrouwen dan de afgelopen jaren.
Ook zijn Nederlanders over het algemeen minder pessimistisch geworden over de toekomst van het land. Tegelijkertijd vindt nog steeds een meerderheid dat het alles bij elkaar genomen de slechte kant op gaat met Nederland en is maar een kleine minderheid optimistisch.
Vertrouwen was in 2022 en 2023 heel laag
Van alle Nederlanders heeft 44 procent vertrouwen in de landelijke politiek en 42 procent in het kabinet-Schoof. Vorig jaar had 33 procent vertrouwen in de politiek en slechts 24 procent in het demissionaire kabinet-Rutte IV.
Het vertrouwen in het kabinet-Schoof is ongeveer even hoog als het vertrouwen in het derde kabinet-Rutte, al bereikte dat in het eerste coronajaar een piek van 56 procent.
Veel meer vertrouwen laagopgeleiden
De toename is veruit het grootst onder laagopgeleiden. Vorig jaar had slechts 17 procent van deze groep vertrouwen in het kabinet. Nu heeft 49 procent vertrouwen in het kabinet-Schoof.
Ook onder middelbaar opgeleiden is het vertrouwen in het kabinet toegenomen, naar 48 procent. Onder hoogopgeleiden is het nog net zo laag als vorig jaar, 34 procent.
Als we kijken naar politieke voorkeur, dan valt op dat alleen de kiezers van de coalitiepartijen in meerderheid vertrouwen hebben in het nieuwe kabinet. Het vertrouwen is het hoogst onder de aanhangers van de PVV: 79 procent van hen heeft er een beetje of veel vertrouwen in.
Het minste vertrouwen heeft de aanhang van GroenLinks-PvdA: 9 procent heeft (enig) vertrouwen in het kabinet-Schoof.
Asiel en stikstof
Die scherpe politieke verdeeldheid is er ook over het asiel- en migratiebeleid. Veruit de meeste kiezers van PVV, VVD en BBB hebben op dit punt vertrouwen in het kabinet. Dat geldt niet voor kiezers van NSC, die op dit punt sterk verdeeld zijn. Ook hier hebben aanhangers van de linkse partijen er weinig vertrouwen in.
De helft van de kiezers is voor het uitroepen van een asielcrisis; daarvoor is vooral veel steun bij kiezers van de PVV (90 procent).
In het stikstofbeleid van het kabinet bestaat weinig vertrouwen. Onder geen enkele partij heeft een meerderheid er vertrouwen in, dus ook niet onder de aanhangers van de BBB. Bijna de helft van de Nederlanders vindt inkrimping van de veestapel onvermijdelijk.
Oekraïne en Gaza
Een duidelijke meerderheid (58 procent) wil dat Nederland Oekraïne blijft steunen in de oorlog tegen Rusland. Ook bij de PVV vinden meer mensen dat Nederland Oekraïne moet blijven steunen dan dat het ermee moet stoppen.
De helft van de Nederlanders wil dat de regering meer druk op Israël zet om te stoppen met de oorlog in Gaza; 20 procent wil dit juist niet. De aanhang van de PVV is op dit punt sterk verdeeld, van de aanhang van GroenLinks-PvdA wil 82 procent meer druk op Israël.
Optimisme en pessimisme
De Nederlanders zijn minder pessimistisch geworden over de staat van Nederland. In 2022 dacht meer dan driekwart dat het "alles bij elkaar genomen" de slechte kant op ging. Vorig jaar waren nog altijd zeven op de tien Nederlanders pessimistisch. Nu is dat iets meer dan de helft (57 procent).
Optimistisch zijn Nederlanders nog altijd niet. Slechts 19 procent denkt dat het de goede kant op gaat, net zo veel als vorig jaar. Dat het beter gaat met de economie denkt zelfs maar 10 procent.
Rondkomen
Ook over de eigen financiën bestaat weinig optimisme. Slechts 14 procent verwacht dat de eigen situatie verbetert. Een kwart denkt dat de eigen situatie verslechtert.
Bijna zes op de tien Nederlanders (59 procent) zeggen dat ze goed kunnen rondkomen. Dat zijn er wel een stuk meer dan vorig jaar (51 procent) en aanzienlijk meer dan in 2022 (44 procent). Toen hadden veel mensen het zwaar door de inflatie, die door hoge energieprijzen door het plafond ging.