Het vertrouwen van Nederlanders in de politiek is het afgelopen jaar flink gedaald. Een meerderheid van zes op de tien Nederlanders heeft weinig of heel weinig vertrouwen in de landelijke politiek. Dat is een veel grotere groep dan vorig jaar, toen het ging om vier op de tien. Dat blijkt uit een enquête van Ipsos die in aanloop naar Prinsjesdag is uitgevoerd in opdracht van de NOS.
Ook het vertrouwen in het kabinet zelf en in demissionair premier Rutte heeft een knauw gekregen. Vorig jaar nam het vertrouwen na de ingrijpende maatregelen in de coronacrisis nog toe, inmiddels is daar weinig meer van over. Ruim zes op de tien ondervraagden hebben geen vertrouwen meer in het demissionaire kabinet. Dat krijgt met een 4,9 een onvoldoende, waar het kabinet in maart bij de Tweede Kamerverkiezingen nog een voldoende kreeg, een 6,0. Ook in Rutte is het vertrouwen gedaald.
Vooral kiezers van partijen aan de flanken van het politieke spectrum (Forum, PVV, SP,JA21) hebben weinig vertrouwen in de landelijke politiek. Van de partijen die nu meedoen aan de formatiebesprekingen is er onder de aanhang van het CDA beduidend minder vertrouwen dan bij D66'ers en VVD'ers. 57 procent van de CDA'ers heeft weinig of heel weinig vertrouwen in de landelijke politiek.
Het vertrouwen onder Nederlanders is ingezakt vanwege drie hoofdthema's: het beleid op het gebied van gezondheid, de woningmarkt en de stroeve formatie. Bij Ipsos antwoordde 72 procent bevestigend op de vraag of de lange duur van de formatie slecht is voor hun vertrouwen in de politiek. Een vergelijkbaar percentage vindt dat Nederland zich gezien de problemen die er spelen geen maandenlange formatie kan veroorloven.
Mensen op straat vinden dat er veel te verbeteren valt:
Andere thema's en kwesties die slecht uitpakten voor het vertrouwen in de politiek zijn het debacle met de kindertoeslagen, het immigratie- en asielbeleid, de ouderenzorg, de aanpak van de coronacrisis en het klimaatbeleid.
Ipsos vroeg Nederlanders ook specifiek naar hun vertrouwen in de belangrijkste autoriteiten die een rol spelen in de coronacrisis: RIVM, veiligheidsregio, burgemeester, demissionair premier Rutte en demissionair minister van Volksgezondheid De Jonge. Waar de waardering voor de eerste drie redelijk stabiel is, zien de twee bewindslieden de waardering voor hun aanpak van de coronacrisis flink zakken.
Vorig jaar vond twee derde nog dat Rutte de coronacrisis goed aanpakt, nu is dat minder dan de helft. Vier op de tien vinden dat Rutte het slecht of zeer slecht doet (vorig jaar was dat 21 procent). Bij De Jonge is het beeld vergelijkbaar. Vorig jaar was 59 procent van mening dat hij de crisis goed aanpakt, nu nog maar 47 procent.
Als belangrijkste dossier waar het nieuwe kabinet mee aan de slag moet, wordt de woningmarkt genoemd. Velen zijn het kennelijk eens met de duizenden die zich ruim een week geleden verzamelden in Amsterdam om aandacht te vragen voor de woningnood, vooral onder jongeren.
In de enquête van Ipsos zegt een derde van de ondervraagden niet aan passende woonruimte te kunnen komen. Het bouwen van woningen ten koste van landbouwgrond is volgens vier op de tien mensen een goed idee. Een kwart is het ermee eens om desnoods natuurgebied op te offeren voor woningbouw.
Opvallend is dat twee nieuwe namen in de politiek in de top staan van politici met de hoogste waardering: Laurens Dassen van Volt en Caroline van der Plas van BBB staan ex aequo op twee. Op de eerste plaats staat voormalig CDA'er Pieter Omtzigt, die een belangrijke rol speelde bij het aan de kaak stellen van de toeslagenaffaire. Hij vormt inmiddels een eenmansfractie en maakt zich hard voor meer transparantie in de Haagse politiek. De hoofdrolspelers in de formatiegesprekken, die afgelopen weekend opnieuw geen doorbraak wisten te bewerkstelligen, moeten het met een beduidend lager cijfer doen.
De formatiespelers Rutte (VVD), Hoekstra (CDA) en Kaag (D66) kregen in 2020 nog respectievelijk een 6,2, een 6,7 en een 5,7.
Meer vertrouwen hebben Nederlanders in de economische vooruitzichten. Ongeveer 30 procent van de bevolking verwacht dat de economie aantrekt, een verdubbeling ten opzichte van vorig jaar. Tegelijkertijd blijft de coronacrisis impact houden op veel huishoudens, blijkt uit de enquête van Ipsos.
Net als vorig jaar zegt ruim een kwart dat de coronacrisis negatief uitpakt voor zijn of haar persoonlijke financiële situatie, jongeren net iets vaker dan ouderen. Het percentage van de bevolking dat niet kan rondkomen, blijft net als voorgaande jaren relatief klein maar substantieel, met ongeveer 8 procent. Ook is er nog altijd een relatief grote groep (35 procent) die aangeeft 'maar net' uit te komen. Ook hierbij geldt dat ouderen aan het einde van de maand vaker wat overhouden dan jongeren.
Het economisch herstel is inmiddels ingezet, maar veruit de meeste Nederlanders zien daar nu nog weinig van terug. Zeven op de tien geven aan dat ze er niets van merken, en een kwart maar een beetje.
Over de enquête
Onderzoeksbureau Ipsos hield vorige week een steekproef onder 1993 stemgerechtigde Nederlanders. Het gaat om een representatieve steekproef, waarbij afwijkingen tussen de samenstelling van de deelnemers van de steekproef en de samenstelling van de Nederlandse bevolking zijn gecorrigeerd voor bijvoorbeeld leeftijd, geslacht, opleiding, regio, werkzaamheid en regio. De gegevens zijn verzameld van woensdag 8 september tot en met dinsdagochtend 14 september.