Huurprijzen in de vrije sector stijgen verder, maar niet overal
De huren in de vrije sector zijn het afgelopen kwartaal verder gestegen. De gemiddelde huur per vierkante meter lag 7,4 procent hoger dan een jaar eerder. Voor een woning betaal je nu gemiddeld 1751 euro huur, zegt huuradvertentiesite Pararius.
Niet overal stegen de prijzen. In Amsterdam, traditioneel de duurste huurstad, daalde de huur per vierkante meter in een jaar met 1,7 procent. De huur per vierkante meter was daar 26,96 euro, nog wel fors meer dan het landelijke gemiddelde van 19,28 euro. Ook in Utrecht (-0,2 procent) en Eindhoven (-3 procent) daalden de huren.
Volgens Pararius zijn die dalingen mogelijk te verklaren doordat er relatief weinig kleinere huurwoningen werden verhuurd. Die zijn per vierkante meter meestal wat duurder dan grotere huurwoningen.
Landelijk gezien stegen de huren dus, maar over een langere periode gezien zijn de huren wel ietsje minder gestegen dan de inflatie, meldt Pararius. Tussen begin 2021 en nu steeg het algehele prijspeil net wat meer dan de huren.
Minder aanbod
Het aanbod aan huurwoningen daalde flink, er kwamen in drie maanden tijd 12.368 vrijesectorwoningen beschikbaar via Pararius, Dat is 37,6 procent minder dan een jaar eerder.
Volgens Pararius komt dat deels doordat verhuurders vaker 'uitponden' dan in het verleden. Uitponden is het verkopen van een huurwoning in plaats van opnieuw verhuren als een huurder vertrekt.
Vooral particuliere verhuurders doen dat omdat ze de laatste tijd meer belasting moeten betalen. Sinds 1 juli is ook de Wet betaalbare huur ingevoerd, waardoor voor veel woningen maximumhuren gelden. Daardoor is verhuren minder lucratief en verkoopt een deel van de verhuurders hun woning dus liever.
Dat er minder vrijesectorwoningen beschikbaar kwamen, heeft op een andere manier ook met die Wet betaalbare huur te maken. Want als een woning weer te huur wordt aangeboden, maar nu onder die wet valt, dan beschouwt Pararius die niet meer als een vrijesectorwoning.
Wat is vrije sector?
Dat komt doordat de kwartaalcijfers van Pararius sinds dit kwartaal betrekking hebben op een kleiner deel van de huurmarkt dan voorheen. Tot 1 juli publiceerde Pararius cijfers over woningen met een huur van 880 euro of meer, want woningen onder de 880 euro zijn sociale huurwoningen, met vaste maximumprijzen. Die vallen dus niet in de vrije sector.
Sinds 1 juli, de dag dat de Wet betaalbare huur van kracht werd, gaan de cijfers alleen nog over woningen met een huur van 1158 euro of meer. Sindsdien geldt het puntensysteem, dat al voor sociale huurwoningen gold, ook voor veel huurwoningen met een maximale huur van 1158 euro.
Dat zijn dus gereguleerde middenhuurwoningen. Daarbij is geen sprake meer van vrije huur, want de verhuurder mag niet meer zelf de huurprijs bepalen. Pararius houdt voortaan in deze kwartaalcijfers dus alleen de prijsontwikkeling bij van woningen die niet onder die Wet betaalbare huur vallen.
Goede vergelijking
Dat maakt het wel moeilijker om de prijzen en aantallen te vergelijken met voorgaande kwartalen, toen die wet nog niet gold. Toen werden huurwoningen onder de 1158 euro dus nog wel meegenomen. Om toch te kunnen vergelijken, heeft Pararius voor deze kwartaalcijfers daarom alleen woningen meegerekend die in vorige kwartalen 1158 euro of meer kostten.
De prijzen zijn dus vergeleken met de huurwoningen die in het derde kwartaal van 2023 1158 euro of meer kostten. Dan ziet Pararius een stijging van 7,4 procent. Hetzelfde deed de site met het aantal huurwoningen dat vrijkwam; ook hier keek het alleen naar woningen met 1158 euro huur of meer. Zo bezien daalde het aanbod met 37,6 procent.
Niet hele markt
Niet alle huurwoningen in de vrije sector worden via Pararius aangeboden. Er wordt ook vaak via via verhuurd, en zogeheten grote institutionele beleggers met duizenden woningen in bezit, zoals Achmea en Vesteda, verhuren via gespecialiseerde vastgoedmanagers of hun eigen site.