Enquête grote gemeenten: ruim kwart van sociale huurhuizen naar 'urgenten'
Ruim een kwart (27 procent) van de vrijkomende sociale huurwoningen in grotere gemeenten ging vorig jaar naar huurders met een vorm van voorrang. Dat is nadrukkelijk een gemiddelde: de verschillen tussen gemeenten zijn groot. Waar in Almere 49 procent van de nieuwe verhuringen naar mensen met voorrang ging, was dat in Enschede vrijwel niets (3 procent).
Van de vrijkomende corporatiewoningen was 8 procent voor asielzoekers met een verblijfsvergunning, de zogenoemde statushouders. Dat alles blijkt uit een enquête van de NOS onder de vijftig grootste gemeenten in Nederland, die door 43 gemeenten volledig is ingevuld.
Het woningtekort op de koop- én huurmarkt is voor Nederlanders een van de belangrijkste onderwerpen bij de aankomende verkiezingen, blijkt uit onderzoek.
Gescheiden of gesloopt
Gemeenten hebben allemaal hun eigen woningverdelingssystemen en introduceren in rap tempo nieuwe methodes om de schaarse sociale huurwoningen beter te verdelen. Zolang er niet veel meer extra woningen worden gebouwd, blijft het echter een stoelendans rond steeds hetzelfde beperkte aantal woningen.
Mensen krijgen voorrang in de wachtrij als ze bijvoorbeeld gescheiden zijn met kleine kinderen, weer zelfstandig gaan wonen na een verblijf in een ggz-instelling of als hun oude woning wordt gesloopt. Maar het gaat bijvoorbeeld ook om onderwijzers of verpleegkundigen die het gemeentebestuur graag in de stad wil hebben en die anders geen huis kunnen vinden. Ook statushouders tellen in dit onderzoek mee binnen de 27 procent huurders met voorrang in de grotere steden (zie verantwoording onderaan).
Gemiddelde wachttijd zeven jaar
De woningcorporaties zijn in de eerste plaats verantwoordelijk voor de verhuur van deze woningen voor mensen met een kleinere beurs. Komt er een woning beschikbaar, dan gaat die meestal naar de langst wachtende op de lijst. Maar de corporaties moeten daarbij rekening houden met het beleid van de gemeente in kwestie, die er dus voor kan kiezen bepaalde groepen voorrang te geven en die bovendien van het Rijk de opdracht krijgt jaarlijks een bepaald aantal statushouders te huisvesten.
In de grotere gemeenten is de krapte het grootst en zijn de wachttijden voor een sociale woning het langst. Maar ook hier zijn de verschillen groot.
Bij de 43 gemeenten uit het NOS-onderzoek was die wachttijd eind vorig jaar gemiddeld ruim 7 jaar, met uitschieters naar 19 jaar in Amstelveen en Haarlemmermeer. Wie naar Enschede verhuist, heeft gemiddeld al binnen een half jaar een sociale huurwoning.
Lang wachten, korter zoeken
Niet iedereen op de wachtlijst zoekt actief naar een sociale huurwoning en daarom houden veel gemeenten ook de zoektijd bij. Daarbij gaat het om de verstreken tijd tussen iemands eerste reactie op een woningadvertentie en de daadwerkelijke verhuring.
Die verschillen zijn vaak aanzienlijk:
Partijen als de PVV, maar ook BBB willen iets doen aan die lange zoektijd door de voorrang voor statushouders bij de verdeling van sommige woningen te schrappen. "Iedereen is gelijk en dus wacht iedereen even lang", stelt de BBB.
Het NOS-onderzoek laat zien dat met een dergelijke maatregel jaarlijks 8 procent sociale huurwoningen extra vrij zouden komen. De antwoorden van verschillende gemeenten illustreren vooral hoeveel energie zij steken in een eerlijke en zo efficiënt mogelijke verdeling van de schaarse beschikbare woningen. Er zijn ook gemeenten die geen enkele vorm van urgentie kennen, zoals Enschede.
57.000 corporatiewoningen minder
De afgelopen tientallen jaren is het aantal corporatiewoningen eerder af- dan toegenomen, terwijl het aantal woningzoekenden is gestegen. Volgens cijfers van Aedes, de koepel van woningcorporaties, zijn er door onder meer sloop en verkoop 57.000 sociale huurwoningen minder dan in het jaar 2000. Het zijn er nu een kleine 2,4 miljoen.
Bijbouwen is de belangrijkste oplossing, maar de Groningse hoogleraar vastgoedontwikkeling Arno van der Vlist pleit ook voor prikkels die voorkomen dat hogere inkomens lang in sociale huurwoningen blijven wonen. Als iemands inkomen nu sterk stijgt, kan hij gewoon in zijn corporatiewoning blijven: het zogenoemde scheefwonen. Van der Vlist hamert op het grote belang van meer doorstroming.