'Jumbo-WK 2026', zegen voor niet-Europese landen, maar druk wordt het wel
Op zondag 19 juli 2026 wordt in Texas, Californië of New Jersey de finale van het WK voetbal gespeeld. Het toernooi heeft er dan al 39 dagen opzitten, elf meer dan tijdens het WK in Qatar.
In de Verenigde Staten, Mexico en Canada zijn in die kleine zes weken dan al 103 wedstrijden gespeeld door 48 landen. Het enorme deelnemersveld, met zestien landen uitgebreid, biedt perspectief aan voetballanden in ontwikkeling, maar is anderzijds een extra belasting op voetballers in een toch al moordend speelschema.
De definitieve plannen voor het 'Jumbo-WK' van 2026 werden woensdag gepresenteerd op een FIFA-congres in de Rwandese hoofdstad Kigali.
'Meer dan te veel'
Arno Vermeulen, voetbalcommentator van de NOS, vindt het een problematisch concept. "Het is geen goed nieuws", zegt hij. "Er gaan heel veel landen meedoen die kwalitatief zwak zijn en het toernooi duurt veel te lang. Het is een nederlaag voor de voetballers."
Het oorspronkelijke idee van de FIFA was om in maar liefst zestien poules van drie landen te spelen. Daar werd uiteindelijk van afgezien: er wordt toch 'gewoon' in twaalf poules van vier gespeeld. Dat is een meevaller, vindt Vermeulen, maar verder valt er volgens hem weinig te juichen.
"Het toernooi duurt verschrikkelijk lang, terwijl voetballers nu al enorm klagen over het speelschema. Het was allemaal te veel, maar het wordt nu nog meer dan te veel. Spelers moeten door de drukte nu soms al voortijdig stoppen als international."
Democratie
Michael van Praag, oud-voorzitter van de KNVB en voormalig bestuurder bij de UEFA, ziet het anders. "Ik vond het aantal van 32 landen op een WK eigenlijk te klein, als je beseft dat er 211 leden zijn bij de FIFA. Met 48 deelnemers doet er nog steeds maar zo'n 23 procent van het aantal leden mee: dat is nog altijd karig."
Toen Van Praag zich in 2015 kandidaat stelde als FIFA-voorzitter - hij zou zich uiteindelijk terugtrekken - pleitte hij voor meer niet-Europese deelnemers op wereldkampioenschappen.
Met het feit dat FIFA-voorzitter Gianni Infantino de stemmen van die andere landen goed kon gebruiken voor zijn aanstaande herverkiezing, heeft het volgens Van Praag weinig te maken.
"Hij roept dit heel lang: het is juist iets wat heel lang is tegengehouden. Ik denk dat zijn eventuele opvolger het ook had gedaan."
Een groter en divers deelnemersveld was volgens Van Praag uiteindelijk niet te vermijden. "Als de meerderheid van de leden dit belangrijk vindt, dan gebeurt het. Dat is nou eenmaal democratie. En ik snap ook best dat voetballanden in ontwikkeling dit willen, want dan kunnen die ook eens op een WK spelen."
Opsteker voor Suriname?
Een van die voetballanden in ontwikkeling is Suriname, onderdeel van de Concacaf. Voor Natio, zoals het Surinaamse voetbalelftal genoemd wordt, liggen er door het uitgebreide deelnemersveld kansen.
Soerin Mathoera, vicevoorzitter van de Surinaamse voetbalbond, is dan ook tevreden met het nieuwe format, hoewel hij ook binnen het vernieuwde concept vindt dat de Concacaf ondervertegenwoordigd is. "Het nieuwe WK biedt kansen aan landen om zich op een wereldtoneel te tonen. Meer talenten uit verschillende gebieden kunnen zich laten zien."
Aanwezig zijn op een WK zou een grote steun in de rug van het Surinaamse voetbal zijn. "Het levert meer competitie, meer vertier en meer geld voor de FIFA op. Dat stroomt uiteindelijk door naar de kleinere voetballanden. Het helpt ons in onze ontwikkeling en professionalisering. Het geeft ons een eerlijke kans."