Van verjaardagsbon tot gratis dierenarts: gemeenten ‘dichten gaten’ voor armen
Hugo van der Parre
Research-redacteur
Gemeenten hebben in totaal meer dan zestig extra regelingen ontworpen om arme inwoners te helpen, bovenop de bijstand en landelijke tegemoetkomingen. Zo kent Echt-Susteren een 'verjaardagsvoucher', stelt Zwijndrecht 75 euro kleedgeld per kind beschikbaar, biedt Capelle aan den IJssel AOW'ers vrij reizen in het openbaar vervoer en zijn in Amsterdam gratis bezoeken aan de dierenarts mogelijk.
Maar de toepassing van al die regelingen verschilt per gemeente, waardoor het echt uitmaakt waar je woont. In de ene plaats is aanzienlijk meer inkomensondersteuning mogelijk dan in de andere.
Dat blijkt uit een rondgang van de NOS en de regionale omroepen, waaraan bijna twee derde van de gemeenten (214 van de 344) meewerkte. De meeste deelnemende plaatsen trekken volgend jaar meer geld uit voor inkomensondersteunende maatregelen. Ook dit jaar is in veel gevallen al meer geld uitgegeven aan inkomensondersteuning dan vorig jaar, want door de hoge energierekening en de inflatie is de doelgroep groter geworden.
Hogere inkomensnorm
In deze tijd van hoge inflatie en een energiecrisis proberen verschillende gemeenten niet alleen de armste gezinnen tegemoet te komen, maar ook de lagere middeninkomens die het eveneens moeilijk hebben. Meer dan vijftig van hen hanteren bij de toekenning van de energietoeslag van 1300 euro een inkomensnorm die soepeler is dan de gebruikelijke 120 procent van de bijstandsnorm. In Utrecht en het Gelderse Scherpenzeel is dat zelfs 150 procent, waardoor duizenden mensen meer de toeslag krijgen.
De rondgang leert dat de ene gemeente dus veel meer energie steekt in zijn armoedebeleid dan de andere. Voor een deel zijn die lokale verschillen goed verklaarbaar: de grootste steden Amsterdam, Rotterdam en Den Haag kennen de hoogste percentages arme inwoners en geven er ook relatief het meeste geld aan uit. Waar een kleine, welvarende gemeente als Rozendaal in Gelderland hier rond de 10.000 euro aan kwijt is, gaf Amsterdam dit jaar 86 miljoen euro uit aan inkomensondersteuning en Rotterdam dik 60 miljoen euro.
Kleine, maar ook middelgrote gemeenten hebben doorgaans een minder uitgebreid aanbod, zo komt naar voren uit de antwoorden. De gemeente Lelystad bijvoorbeeld biedt alleen de landelijk verplichte regelingen en beperkt zich verder tot het geven van adviezen over budgetbeheer en energiebesparing. Lelystad heeft voor volgend jaar wel 1 miljoen euro extra uitgetrokken voor armoedebestrijding.
Pleisters plakken
De vraag die verschillende gemeenten bij dit alles stellen is of zij hiermee niet "pleisters aan het plakken zijn waar de landelijke overheid het laat liggen", zoals Roermond het uitdrukt. "Het Nibud constateert al jaren dat een bijstandsuitkering te laag is voor huishoudens om van te leven. Het is ons inziens tijd voor een algehele herziening van het bestaansminimum en de daarmee samenhangende hoogte van uitkeringen." Hengelo zit op dezelfde lijn: "Inkomenspolitiek is voorbehouden aan het Rijk, als gemeente zijn we eigenlijk gaten aan het dichten."
Dat vindt ook Haarlem: "Inkomensbeleid zou beter, anders moeten dan zoals het nu in het toeslagenstelsel is geregeld". Het eerder genoemde Scherpenzeel constateert bitter: "Gemeenten komen er bijna niet onderuit om inwoners extra te compenseren via aanvullende inkomensregelingen. Dit om te voorkomen dat men bij schuldhulp aanklopt."
Een eventuele aanpassing van dat bestaansminimum zal sowieso nog een tijdje op zich laten wachten. Afgelopen zomer stelden de ministers Schouten en Van Gennip een commissie in die hierover advies moet uitbrengen. Dat advies wordt pas in de zomer van 2023 verwacht.