Instituut Sportrechtspraak niet onder indruk van kritiek: 'Niet ontspoord'
Bakken kritiek kreeg het Instituut Sportrechtspraak (ISR) de afgelopen maanden over zich heen. Turntrainers, oud-turnsters, politici: het ISR maakte in hun ogen een puinhoop van de tientallen klachten over grensoverschrijdend gedrag in met name het turnen. Ondanks zware aantijgingen aan het adres van diverse trainers lukte het het ISR nog niet om straffen uit te delen.
Partijen die voor de tuchtrechter lijnrecht tegenover elkaar stonden, constateerden gefrustreerd dat ze eigenlijk een gezamenlijke vijand hadden gekregen bij de afhandeling van een klacht: het ISR. Het Instituut reageert voor het eerst op camera en herkent zich niet in alle kritiek. "Het piept en kraakt nog wel eens bij ons, maar we zijn niet ontspoord", zegt bestuurslid Peter Vogelzang van het ISR.
"Ik ben bang van wel", antwoordde PvdA-fractievoorzitter Attje Kuiken onlangs bij Op1 bevestigend op de vraag of het een goed idee was het Instituut Sportrechtspraak op te heffen.
"Als je ziet hoeveel signalen er al waren van turnsters dat het niet goed was. We hebben na een debat in de Kamer al gezegd: dit moet anders, regel het meer op afstand, onafhankelijk, laat het op een goede manier onafhankelijk onderzoeken. Er is eigenlijk niets mee gedaan."
Doorlooptijd
Een van de grootste klachten bij melders en beklaagden is de lange looptijd van de tuchtzaken. Turntrainer Wolther Kooistra, die turnsters uit de nationale selectie onder zijn hoede heeft, zat met zijn vrouw twintig maanden in de ambtelijke molen van het ISR.
Hij is bereid zijn ervaringen op camera te delen. In april werd hij uiteindelijk vrijgesproken door de tuchtcommissie van het ISR. "Het instituut is traag, een festival van fouten", beschrijft hij zijn ervaringen met het ISR.
"Na twintig maanden mocht ik uiteindelijk opdraven voor een tuchtcommissie, waarvoor overigens alle lof, want daar zitten de echte professionals. Het heeft belachelijk lang geduurd en mij en mijn vrouw inmiddels 32.000 euro gekost aan met name advocaatkosten. Die kosten zijn ondanks de vrijspraak nergens te verhalen", zegt Kooistra verbolgen. "Een klager dient voor nul euro een klacht in, de beklaagde is vervolgens een vermogen kwijt."
De klaagzang van Kooistra over het ISR staat niet op zichzelf. Het Instituut Sportrechtspraak kreeg sinds de zomer van 2020, toen de turnwereld ontplofte door allerlei onthullingen over grensoverschrijdend gedrag, een karrevracht aan meldingen van misstanden in de turnwereld te verwerken. Daar was de organisatie totaal niet op berekend.
Vrijspraak Wevers
Het voorlopige sluitstuk in alle turnzaken die sinds 2020 bij het ISR hebben gespeeld, was begin mei de vrijspraak voor turntrainer Vincent Wevers. De tuchtcommissie van het ISR oordeelde dat het onderzoek naar de gemelde klachten tegen de toptrainer ondeugdelijk was. Wevers werd beticht van slaan, schoppen, intimidatie en het negeren van blessures.
De vrijspraak betekende een klap in het gezicht van het ISR, dat eerder al bij de NOS (in januari 2021) erkende dat het instituut door de hoeveelheid aan (turn)zaken bijna door zijn hoeven zakte en de mankracht en kwaliteit miste om alle zaken goed af te handelen. Er werd destijds beterschap beloofd en er zou zwaar worden ingezet op professionalisering.
Bij de ex-turnsters en de buitenwereld was de verontwaardiging groot na de uitspraak in de zaak-Wevers, waar nog wel een hoger beroep volgt. Het werk van de onderzoekers en aanklager in de zaak-Wevers werd door de tuchtcommissie als broddelwerk neergezet. En daar hadden slachtoffers en beklaagden al in een veel eerder stadium diverse keren voor gewaarschuwd bij het ISR.
"Voor een deel is kritiek gerechtvaardigd en voor een deel hebben we daar een andere opvatting over. En Attje Kuiken had moeten oordelen nadat ze zich eerst eens had verdiept in het wat ISR nu precies is. Het ISR leert van de dingen die hebben plaatsgevonden", gaat Vogelzang in de tegenaanval.
Het beeld dat is ontstaan over het ISR is dat de organisatie niet bij machte is de complexe materie van grensoverschrijdend gedrag op een goede manier in kaart te brengen. Het gebrek aan onderzoekskwaliteit speelde de organisatie al vanaf het begin parten. Van de toegezegde professionalisering is volgens veel betrokkenen nog helemaal niets terechtgekomen. Veel turnzaken hebben inmiddels tot vrijspraak geleid.
Kooistra kijkt met weinig plezier terug op zijn zaak, waarin hij dus werd vrijgepleit. "Het ISR noemt het onderzoek hoor en wederhoor. Maar voor de beklaagde is het geen wederhoor. Het is een verhoor. Degene die mij verhoorde, was een officier van justitie. De beste man was gewend om met misdadigers om te gaan. Zo werden wij ook behandeld. Het hele traject was een kwelling, voor alle partijen."
Effect vrijspraken
"Ja, wat zeggen die vrijspraken voor mij en mijn collega's? Het zegt dat het voor het ISR lastig is om grensoverschrijdend gedrag te bewijzen. Dat het tuchtreglement blijkbaar nog in wording is op dit gebied", denkt Kooistra.
Vogelzang herkent zich niet in alle kritiek. "Ik vind dat er op een zeer behoorlijke manier door het ISR is gewerkt. We bemoeien ons niet met de uitspraken, maar we kijken er wel naar. Doen we wel alles goed, voor het deel dat we van de zaak wel kunnen beïnvloeden? Dossiervorming en met name de nauwkeurigheid ervan en de doorlooptijd van de zaken moeten beter. Daar zijn we druk mee doende."