Tientallen doden bij bomaanslag en beschietingen in Syrië
In Syrië zijn zeker 25 mensen omgekomen. 14 mensen kwamen om door de ontploffing van twee bommen in Damascus. Een bus die militairen vervoerde werd opgeblazen in de ochtendspits in de hoofdstad. De bommen ontploften toen de bus bij een groot busstation onder een brug reed. Aanvankelijk werd uitgegaan van bermbommen, maar later bleek dat de bommen aan de bus waren bevestigd, melden militaire bronnen.
Een derde bom kon tijdig onschadelijk worden gemaakt. De verantwoordelijkheid voor de aanslag is nog niet opgeëist. De politie spreekt tegenover de staatstelevisie van "een laffe daad". Het was druk op het busstation met mensen die naar werk en school gingen.
Het is de dodelijkste aanslag in jaren. Dergelijke aanslagen komen nog maar weinig voor in Damascus, sinds het regeringsleger de buitenwijken die in handen waren van tegenstanders in 2018 heroverde.
Legeraanval
Bij een aanval op de stad Ariha in het noordwesten van Syrië kwamen niet veel later elf mensen om het leven. De stad werd door het leger beschoten. Ariha is in handen van de oppositie. Volgens ooggetuigen en medisch personeel zijn er schoolkinderen onder de slachtoffers. Zeker 30 mensen raakten gewond.
De troepen van president Assad hebben het grootste deel van het land onder controle, mede dankzij militaire steun van bondgenoten Rusland en Iran. Het noordwesten is het enige deel dat nog in handen is van de tegenstanders.
De burgeroorlog in Syrië begon in maart 2011 en heeft aan meer dan 350.000 mensen het leven gekost. De helft van de 21 miljoen inwoners die het land in 2011 telde, is zijn woonplaats ontvlucht, 5 miljoen mensen leven nu als vluchteling in het buitenland.
Dit zijn beelden van de uitgebrande bus: