Academici over geldgebrek: 'Ik ben er klaar mee, ik ga iets anders doen'
Jacco Hupkens
Jacco Hupkens
De kwaliteit van het Nederlands hoger onderwijs is in gevaar door aanhoudende bezuinigingen, zo waarschuwden studenten en medewerkers van universiteiten vandaag bij de protestactie 'Normaal Academisch Peil'. Om het onderwijs en onderzoek in de Nederlandse academie enigszins op niveau te houden, moet er volgens hen zo'n 1,1 miljard euro extra worden geïnvesteerd.
Om hun noodsignaal kracht bij te zetten, sprongen studenten, docenten en bestuurders de Haagse Hofvijver in:
Wat betekent het geldgebrek in de praktijk? Drie betrokken academici vertellen waar zij tegenaan lopen:
Belle Derks, professor sociale en organisatiepsychologie in Utrecht
"Ik heb veel verschillende taken, en ik doe ze geen van alle echt goed. Ik ben compleet overvraagd, moet de hele tijd mensen teleurstellen, en lever vaak half werk. In de kerstvakantie heb ik bijvoorbeeld een onderzoeksvoorstel geschreven samen met collega's. Dat is op zich heel leuk om te doen, maar ik heb het mede vanwege de schoolsluiting onder grote tijdsdruk moeten doen. En mijn familie was natuurlijk ook niet blij met me.
Het grote verschil met 15 jaar geleden is dat je nu aan alles merkt dat de focus weg is op de universiteit, het idee dat je ruimte hebt om slimme dingen te bedenken en goed onderwijs te geven. En de werkdruk wordt afgewenteld op de zwakste schakel, de tijdelijke docenten. De overheid eist van universiteiten een bepaald niveau als het gaat om onderwijs, en de universiteiten spelen die eisen door aan hun werknemers. Het enige waarop je als individu nog kunt bezuinigen is op onderzoek: 'doe dat maar wat minder'.
Maar dat is ook juist het werk waarvoor academici op een universiteit willen werken en waarop jonge wetenschappers zichzelf moeten onderscheiden om een vaste aanstelling te krijgen. Meer geld zou betekenen dat er meer academici voor de klas staan die werkelijk ruimte hebben om hun onderwijs te combineren met een actieve onderzoeksagenda, wat ons onderscheidt van bijvoorbeeld de hogescholen.
Onze studenten krijgen nu minder goed onderwijs: die hebben vaak tijdelijke docenten voor zich, en merken dat hun docenten overwerkt zijn en maar weinig tijd voor hen hebben. De docenten zonder vaste aanstelling hebben nu de grootste stress, omdat zij zich nog moeten bewijzen om een vaste aanstelling te kunnen bemachtigen. Maar ik merk ook dat mensen met een vast contract steeds vaker aangeven: 'Ik ben er klaar mee, ik ga iets anders doen. Dit is een houtje-touwtje organisatie waarin mijn talenten niet optimaal benut worden.' Dat zijn dan mensen in wie al veel geïnvesteerd is, qua opleiding en carrière. En dat gevoel bekruipt mij ook wel eens, eerlijk gezegd."
Jan Overwijk, promovendus sociale filosofie in Amsterdam en docent Liberal Arts and Sciences in Utrecht
"Ik zit in de afrondende fase van mijn proefschrift, dus daar ga ik niet mee stoppen. Maar ik overweeg weleens een ander carrièrepad: de fase waarin ik nu zit, is heel precair. Academici in deze fase gaan van contract naar contract. Je geeft als beginnend docent nu weer een paar maanden les in Leiden, dan weer in Amsterdam.
Er zijn heel veel jonge academici die moeten concurreren voor de schaarse vaste banen als universitair docent, en dus word je bijna als vanzelf bereid om extra werk te verzetten: onbetaald overwerk te doen, verantwoordelijkheden op je nemen waarvoor je niet betaald wordt. Alleen maar om een voet tussen de deur te krijgen bij een universiteit. Eigenlijk is dat gewoon structurele uitbuiting.
Het probleem is ook dat zulke tijdelijke docentenbaantjes geen ruimte bieden voor eigen onderzoek, want daarvoor krijg je alleen tijd bij een vaste aanstelling. Zo valt de verbinding steeds meer weg tussen onderzoek en onderwijs.
Het hoort allemaal bij de 'neoliberalisering' van de universiteiten: ze concurreren met elkaar om de studenten, want ze krijgen betaald om elke student die een diploma krijgt. Maar omdat universiteiten niet weten hoeveel geld ze over een jaar krijgen, houden ze een grote flexibele schil van tijdelijke docentenbaantjes in stand. Er moet weer meer geld beschikbaar komen voor vaste wetenschappelijk medewerkers. Er moet rust komen in het systeem, geen perverse prikkels meer."
Dahran Çoban, student rechtsgeleerdheid in Leiden en voorzitter Interstedelijk Studenten Overleg (ISO)
"Je merkt het nu als student heel goed als een docent geen tijd voor je heeft, en eigenlijk overwerkt is. Na afloop van een college hebben ze geen tijd meer om vragen te beantwoorden, want ze moeten door naar een ander vak, of aan hun eigen onderzoek. Of ze sturen om 22.00 uur nog een mail rond.
De colleges zijn ook steeds groter geworden. Er is nauwelijks nog het gevoel dat docenten je als student individuele aandacht kunnen geven. Alles is gericht op snelheid. De universiteit is een soort fabriek: de nadruk ligt op nominaal afstuderen, dus zonder onderweg vertraging op te lopen. Voor sommige studenten werkt dat goed, die willen gewoon binnen drie jaar een bachelor-diploma hebben. Maar anderen willen meer aandacht voor hun bredere ontwikkeling. Daar is nu nauwelijks ruimte meer voor.
Er kan ons nu niet een bepaalde kwaliteit geboden worden. Universiteiten doen hun best, maar hun begroting is maar beperkt. We moeten weer toe naar kleinschaliger onderwijs, met individuele begeleiding voor studenten. Weg van het grote rendementsdenken."