Vrijetijdsindustrie krijgt klappen door coronacrisis
Nederlandse consumenten gaven in de periode maart tot mei ruim 70 procent minder uit aan reizen en vakanties. Een derde van de horeca-bedrijven zegt het onder de huidige omstandigheden niet langer dan vijf maanden vol te houden. De coronacrisis heeft zware klappen uitgedeeld in de vrijetijds- en vakantiewereld, zeggen economen van ABN Amro in een rapport.
Het aantal overnachtingen in hotels en andere logies-accommodaties is in het eerste kwartaal al bijna 10 procent gedaald en het tweede kwartaal was nog veel slechter. Vooral zakenreizigers en congresgangers uit binnen- en buitenland bleven weg. Bioscopen, theaters en concertzalen zien bij voorstellingen maar een handjevol mensen.
Dankzij versoepelingen en het openen van grenzen en toenemende economische activiteit is er wel herstel ingezet, maar bij lange na niet genoeg om de verliezen goed te maken. Het herstel wordt tegengewerkt door de oplopende werkloosheid en het lage consumentenvertrouwen. Mensen zijn daardoor minder geneigd geld uit te geven.
Dat het aantal faillissementen in de sector tot nu toe meevalt is vooral toe te schrijven aan de steunmaatregelen van kabinet en banken. Overigens, in de horeca nam sinds 2018 het aantal faillissementen al toe doordat het aantal horecagelegenheden sneller groeide dan de omzet. Er waren er eigenlijk al te veel.
Buitenlanders
Veel zakelijke evenementen, congressen en beurzen werden door de lockdown en de reisbeperkingen geannuleerd en dat raakt vooral hotels die op zakelijke reizigers gericht zijn. ABN Amro denkt dat dat zich niet helemaal zal herstellen, omdat mensen nu videobellen gewend zijn en dat ook tijd en geld bespaart. Buitenlandse toeristen waren in 2019 goed voor de helft van de hotelovernachtingen.
Volgens ABN Amro-econoom Paul Metzemakers kunnen de meeste hotels bestaan bij een bezetting van ongeveer 55 procent en lukt dat sinds deze maand. Hotels richten zich op de Nederlandse, Duitse en Belgische toeristen omdat die meestal met de auto komen en geen last hebben van de vliegbeperkingen.
Op campings en vakantieparken komt doorgaans ruim een kwart van de gasten uit het buitenland, vooral uit Duitsland en België. "Hogere ticketprijzen of minder vluchten vormen daarom geen bedreiging voor de vakantieparken."
Grote steden
De Nederlandse economie heeft ook te lijden onder het feit dat Nederlanders minder op vakantie gaan naar het buitenland. In 2018 gingen Nederlanders gemiddeld drie weken op vakantie, waarvan een week in eigen land en twee weken naar het buitenland.
Aan buitenlandvakanties werd opgeteld 23,9 miljard euro uitgegeven. Zo'n 6,6 miljard euro bleef plakken in eigen land omdat Nederlandse bedrijven als reisbureaus, vliegticketverkopers, taxi- en treinvervoer, Schiphol en tankstations er ook aan verdienen. Doordat Nederlanders nu massaal in eigen land blijven vallen die inkomsten grotendeels weg.
Vooral de grote steden merken het wegblijven van toeristen, reizigers en dagjesmensen. In Amsterdam worden hotels bijzonder hard getroffen, terwijl er juist de laatste jaren veel zijn bijgebouwd, zoals rond de RAI en in de binnenstad. "Mensen mijden liever de drukte en mensenmassa's en willen liever naar buitengebieden."
ABN Amro verwacht dat het aantal buitenlandvakanties van Nederlanders pas in 2022 weer op het niveau van 2019 komt te liggen. Wat daarbij helpt is dat veel vakantiebestemmingen, met name in Frankrijk en Duitsland, ook met de auto of trein zijn te bereiken.