DNB start onderzoek naar eigen rol bij slavernij
De Nederlandsche Bank (DNB) start een historisch onderzoek naar de relatie tussen de bank en slavernij. Dat bevestigt de instelling na berichtgeving hierover bij Vrij Nederland. Het tijdschrift deed onderzoek naar de rol van Nederlandse banken in die periode.
"We zijn ons bewust van de huidige discussie over het Nederlandse slavernijverleden", zegt DNB in een verklaring. De toezichthouder gaat een onafhankelijke partij vragen om het onderzoek uit te voeren. "Daarbij zal worden gekeken naar de rol van DNB als instelling in de beginjaren van haar bestaan en naar toenmalige presidenten en directieleden."
Na het onderzoek gaat de instelling een besluit nemen over "eventuele vervolgstappen".
Eerste twee presidenten
Uit het onderzoek van Vrij Nederland blijkt dat het familiebedrijf van de tweede president van de bank, Jan Hodshon, plantageleningen verstrekte. Dit zijn kredieten die werden verstrekt aan plantagehouders. Het tijdschrift baseert zich hiervoor op een proefschrift uit 1973, waarin alle plantageleningen tussen 1720 en 1795 worden vermeld.
Op de lijst staat ook het familiebedrijf van de eerste president van DNB, Paul Hogguer. Volgens Vrij Nederland is niet duidelijk of hijzelf ook in deze leningen handelde. Het archief van Hogguer is "voor een belangrijk deel verdwenen".
Ook ING wordt genoemd. Deze bank nam in 1995 de Britse branchegenoot Barings over. In de beginjaren van Barings, opgericht in 1762, is er veel geld verdiend met investeringen in de slavernij. In een reactie tegenover Vrij Nederland erkent ING dit verleden. De bank stelt een werkgroep in om te kijken hoe de dossiers over dit verleden toegankelijker kunnen worden gemaakt.