Kwart jeugdzorginstellingen heeft financiële problemen
Bijna een kwart van de instellingen voor jeugdzorg in Nederland draait met verlies, ook al is de totale omzet van de sector gestegen en neemt het aantal cliënten toe. De rode cijfers komen onder andere door administratieve lasten en doordat het personeel van de jeugdzorginstellingen steeds duurder wordt.
Ook dekken de tarieven die de instellingen met gemeenten hebben afgesproken lang niet altijd de kosten. Dat blijkt uit een analyse van de jaarverslagen van 268 jeugdzorgorganisaties, zo'n 70 procent van het totale aantal instellingen voor jeugdzorg in Nederland. De analyse is uitgevoerd door inkoopcoöperatie Intrakoop en accountantskantoor Verstegen.
Minder middelen, meer cliënten
Sinds 2015 ligt de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg niet langer bij de Rijksoverheid, maar bij gemeenten. Volgens de onderzoekers levert die overgang een belangrijke bijdrage aan de financiële problemen in de sector.
"Die transitie ging gepaard met een bezuiniging van 15 procent", vertelt Richard Janssen, hoogleraar economie en organisatie van de gezondheidszorg en betrokken bij de jaarverslagenanalyse. "Die klap is deels opgevangen, maar intussen is het personeel duurder geworden, terwijl de vraag naar zorg is toegenomen. Instellingen hebben dus minder middelen, maar meer cliënten."
Thea Roelofs van jeugdzorginstelling Enver vertelt hoe zij het probleem ervaart, en wat Enver heeft gedaan om de financiën te redden:
Bovendien zijn de instellingen sinds 2015 veel meer tijd kwijt aan administratie en coördinatie, vooral de grote jeugdzorgorganisaties. "Zo'n 30 procent van de totale kosten van de jeugdzorgsector bestaat uit administratieve kosten", zegt Janssen. Dat komt doordat iedere gemeente met een ander verantwoordingssysteem werkt, legt hij uit.
Janssen vergelijkt het met een trein die van Amsterdam naar Den Bosch rijdt. "Stel dat de trein in iedere tussenliggende gemeente stopt en dat er dan steeds een andere conducteur instapt die jou om een ander kaartje vraagt. Dat zouden we heel absurd vinden. Maar in de jeugdzorg werken instellingen soms in wel vijftig gemeenten, elk met een andere administratieve afwikkeling."
Niet-dekkende tarieven
Volgens Janssen moeten gemeenten hun procedures vereenvoudigen en daar onderling betere afspraken over maken. Ook hoopt hij dat gemeenten beter naar hun tariefstructuur gaan kijken. "Veel gemeenten hanteren nu maar één tarief, zowel voor gespecialiseerde zorg als voor eenvoudige zorg. Terwijl die gespecialiseerde zorg bijvoorbeeld veel meer coördinatie vraagt. Als je kijkt naar de kosten die daarachter schuilgaan, is dat tarief vaak niet dekkend."
Instellingen die dat soort dure zorg leveren, komen dan ook sneller in de gevarenzone, zegt Janssen. En dat betekent dat ze geen geld overhouden voor bijvoorbeeld goed opgeleid personeel of nieuwe ict-systemen.
Lagere drempel
Toch is Janssen inhoudelijk wel te spreken over de overgang van de jeugdzorg naar gemeenten. "In principe is die decentralisatie goed: dichter bij de mensen, dichter bij de wijk- en schoolteams. De drempel is lager, dat zien we ook in de cijfers: het aantal jongeren dat zorg krijgt, neemt toe."
Maar de bedrijfsmatige kant rammelt, vindt hij. "Er is actie nodig. We moeten regionaal en waar nodig landelijk de handen ineenslaan om de kosten terug te dringen en kwetsbare jeugd te kunnen blijven voorzien van de zorg die nodig is."
Eerste staking
Afgelopen september legden veel jeugdzorgwerkers een dag het werk neer. Ze staakten voor betere arbeidsvoorwaarden, een lagere werkdruk en een einde aan de 'inkoopwaanzin', de term die ze gebruiken voor het beleid van gemeenten om de jeugdzorg tegen zo laag mogelijke tarieven in te kopen. Het was de eerste staking in de geschiedenis van de jeugdzorg.
Minister De Jonge van Volksgezondheid trok in mei 420 miljoen euro uit voor de jeugdzorg. In 2020 en 2021 komt daar nog twee keer 300 miljoen bij. Maar volgens vakbonden FNV en CNV is dat veel te weinig.