Forse stijging olieprijzen na aanvallen op Saudische olie-installaties
Op de eerste handelsdag na de aanval op olie-installaties in Saudi-Arabië zijn de prijzen van ruwe olie flink gestegen. De prijs van een vat Brentolie steeg bij het begin van de handel in Azië met 19 procent, naar 71,95 dollar. De prijs van een vat West Texas Intermediate, die ook een belangrijk referentiepunt is voor de oliemarkt, steeg met 15 procent naar 63,45 dollar.
In de uren die volgden werd het verlies iets goed gemaakt, maar de prijsstijging bedraagt nog altijd 10 procent. Verwacht wordt dat de prijzen de komende dagen ook aan de pomp ook gaan stijgen.
Afgelopen weekend werd de Saudische olie-industrie getroffen door aanvallen met drones, waarbij grote branden ontstonden. In reactie daarop heeft het Saudische staatsoliebedrijf Aramco zijn olieproductie bijna moeten halveren. Dat is een vermindering van 5,7 miljoen vaten per dag, oftewel meer dan 5 procent van de wereldproductie. Dat de olieprijzen na het weekend op de aanvallen zouden reageren, werd al verwacht.
Analist Jos Versteeg zei zondag dat de grote vraag is hoelang de productie nu stil blijft liggen:
Om de impact op de olieprijzen te verzachten, heeft president Trump toestemming gegeven om zo nodig olie uit de strategische reserve van de VS te gebruiken. Die voorraad werd gevormd na de oliecrisis van 1973.
Trump schrijft op Twitter dat er "meer dan genoeg olie" is:
Desondanks is de prijsstijging fors. Het financiële persbureau Bloomberg spreekt van de "ernstigste verstoring ooit". Volgens het persbureau stijgen de prijzen harder dan in 1990, toen de Iraakse dictator Saddam Hussein Koeweit binnenviel. Ook in vergelijking met de prijsstijging gedurende de Iraanse Revolutie (1978-1979) is de huidige stijging groter, schrijft Bloomberg.
Saudi-Arabië zegt dat de branden in het getroffen gebied onder controle zijn. Ook is de verwachting dat Saudi-Arabië gebruik gaat maken van de eigen reserves, zodat de olie-export voorlopig door kan gaan.
Dader onduidelijk
Wie er achter de aanvallen in Saudi-Arabië zit, is nog onduidelijk. De verantwoordelijkheid is opgeëist door de Houthi-rebellen, die in Jemen al jaren strijden tegen een coalitie die door Saudi-Arabië wordt geleid. De Verenigde Staten houden Iran verantwoordelijk. Dat land geldt als een bondgenoot van de Houthi's. Iran ontkent betrokken te zijn bij de aanvallen.
President Trump schrijft op Twitter dat de VS weet wie er verantwoordelijk is en zegt dat hij klaar is om in actie te komen. Daarmee suggereert hij dat een militaire reactie op de aanval in Saudi-Arabië tot de mogelijkheden behoort. Hij schrijft dat hij wacht totdat het land zelf een schuldige heeft aangewezen en wil dan overleggen over vervolgstappen.
Het is niet voor het eerst dat het oliebedrijf doelwit van een aanval is. In 2012 werden de harde schijven van tienduizenden computers bij Aramco gewist door een computervirus. Deze aanval wordt gezien als de grootste hackaanval ooit en wordt ook "het Pearl Harbor van de cyberoorlog" genoemd.
Ook daarna waren er cyberaanvallen; in 2017 was onder meer een petrochemisch bedrijf in Saudi-Arabië doelwit. Een aanval in augustus van dat jaar, die een explosie met veel doden had moeten veroorzaken, mislukte. Mogelijk kwam dat door een fout in de code van de hackers. In alle gevallen ging de verdenking uit naar Iraanse hackers.