Landelijk schadeloket mijnbouw, maar bewijslast ligt bij gedupeerden
Er komt een Landelijk Loket Mijnbouwschade. De problemen met de gaswinning in Groningen hebben ertoe geleid dat er nu voor het hele land een schadeprotocol komt. Maar anders dan in Groningen moeten gedupeerden zelf aantonen dat hun schade het gevolg is van mijnbouwactiviteiten.
Voor Groningen geldt dat schade aan een pand in het gaswinningsgebied per definitie is veroorzaakt door de gaswinning. Het gaswinningsbedrijf NAM moet met bewijs komen als zij denkt dat het anders zit. Die omgekeerde bewijslast gaat niet voor anderen gelden.
De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) vindt dat dat wel zou moeten voor gebieden waar mijnbouw plaatsvindt. Volgens de VNG heeft zo'n 30 procent van de gemeenten te maken met mijnbouw. De verwachting is dat door de energietransitie het gebruik van de diepe ondergrond alleen maar zal toenemen.
De Nederlandse Olie en Gas Exploratie en Productie Associatie (Nogepa) is, net als verantwoordelijk minister Wiebes van Economische Zaken, geen voorstander van het invoeren van de omgekeerde bewijslast. Volgens Wiebes is de situatie door de grootte van het Groningenveld niet vergelijkbaar met andere mijnbouwactiviteiten. En daarom is het niet nodig om af te wijken van de bestaande regel, "wie stelt, bewijst".
Wantrouwen
Een onafhankelijke Commissie Mijnbouwschade moet de schades afhandelen. Er is veel wantrouwen tegen mijnbouwactiviteiten, vooral bij mensen die boven kleine gasvelden wonen. De Groningse aardbevingsellende voedt dat wantrouwen. Met de grootste moeite krijgt het ministerie van Economische Zaken het voor elkaar om vergunningen te verstrekken voor ondergrondse activiteiten, zoals in de kleine gasvelden.
Gemeenten, provincies en bewoners proberen die vaak tegen te houden uit vrees voor vergelijkbare problemen als boven het grote Groningse gasveld. Een schadeprotocol moet bewoners minder sceptisch maken.
Het schadeprotocol gaat eerst gelden voor gaswinning in de vele kleine gasvelden, voornamelijk in het noorden van het land. De bedoeling is dat eind dit jaar ook andere types mijnbouw eronder gaan vallen, zoals zoutwinning, geothermie, ondergrondse opslag van CO2 en waterstof.
Mijnwaterschade Limburg
Er is ook goed nieuws voor de Limburgers, waar de mijnbouw allang is gestopt. Na een jarenlange lobby in Den Haag kunnen ook zij vanaf volgend jaar terecht bij de Commissie Mijnbouwschade. Bovendien komt er een schadefonds, waar de schade uit betaald kan worden. Schade verhalen is lastig in Limburg omdat de mijnbouwbedrijven niet meer actief zijn.
Bekijk hier het verhaal van René en Tonia Ruitenbeek. Hun huis is onbewoonbaar, maar wie betaalt de schade?
Voorzitter Jan de Wit van het Limburgse calamiteitenfonds Mijnwaterschade is blij dat het landelijke schadeprotocol ook voor Limburg gaat gelden. Het betekent dat mensen die schade hebben door het stijgende mijnwater, ook ergens naartoe kunnen met hun klacht. Het calamiteitenfonds, grotendeels gefinancierd door de provincie zelf, is nu alleen bedoeld voor acuut onveilige situaties.
In de Mijnbouwwet is geregeld dat dertig jaar na een mijnbouwactiviteit er door het winningsbedrijf geen schade meer hoeft te worden vergoed. Tijdens de steenkoolwinning werd het mijnwater weggepompt. Dat gebeurt sinds 1994 niet meer en nu komt het vervuilde mijnwater en daardoor de bodem omhoog.
In twaalf Limburgse gemeenten klagen mensen over schade aan hun panden door problemen met de fundering. In tien jaar tijd is 87 keer de TCBB, de Technische Commissie Bodem Beweging, om een advies gevraagd over schade door mijnbouw. In slechts zeventien gevallen oordeelde de TCBB dat schade het directe gevolg is van de nawerking van de voormalige mijnbouw in Limburg.
De onduidelijkheid over wat wel en niet mijnbouwschade is dan ook de reden dat Jan de Wit de omgekeerde bewijslast die voor Groningen geldt, ook voor Limburg wil. Hij denkt dat dat nog geen gelopen race is. De rechtbank in Roermond heeft klagende bewoners daar in het gelijk gesteld en de bewijslast bij het ministerie van Economische Zaken gelegd. Minister Wiebes wil dat eerst laten toetsen door de hoogste bestuursrechter.
Meldingstermijn
De VNG heeft niet alleen kritiek op de bewijslast. De termijn van melden van schade is een jaar na de bodembeweging. "Deze vinden wij niet passen bij de schade die ontstaat door bodemdaling. Ervaringen in Zuid-Limburg laten zien dat die schade pas na vele jaren zichtbaar kan worden." Ook vindt de VNG dat er meer meetapparatuur moet worden geplaatst bij winningslocaties. Die zogenoemde versnellingsmeters moeten de nulmeting overbodig maken.