Uitgeprocedeerde asielzoekers nauwelijks uitgezet
Uitgeprocedeerde asielzoekers worden nauwelijks uitgezet, ook niet in landen waar het terugkeerbeleid goed geregeld is. Dat blijkt uit onderzoek van de Erasmus Universiteit en de Universiteit Maastricht.
In het onderzoek is gekeken naar zes veelvoorkomende nationaliteiten van asielzoekers in twaalf Europese landen over de periode 2013-2017. Het gaat om uitgeprocedeerden uit zes asiellanden: Iran, Irak, Afghanistan, Somalië, Syrië en Eritrea.
Nederland staat met 18,2 procent uitgezette uitgeprocedeerden op een derde plaats, achter Noorwegen (25,2 procent) en het Verenigd Koninkrijk (19,4 procent). Spanje (2,8 procent) en Italië (1,1 procent) hebben relatief een lage score, vermoedelijk vanwege de sterke betrokkenheid van de kerk en ngo's in deze landen, waardoor uitgeprocedeerden minder snel geneigd zijn te vertrekken.
Afhankelijk van herkomstlanden
"Het ligt deels aan de migranten zelf, bij wie de terugkeerbereidheid laag is", legt onderzoeker en migratiedeskundige Arjen Leerkes (Universiteit Maastricht) uit in het NOS Radio 1 Journaal. "Er vallen allerlei mensen buiten de asielregeling die toch problemen hebben. Ook hebben mensen soms geen geldig paspoort, omdat ze bijvoorbeeld met smokkelaars binnen zijn gekomen. Dan zijn Europese landen afhankelijk van de medewerking van de landen van herkomst. Dat lukt niet altijd."
Uit cijfers van de Dienst Terugkeer en Vertrek, opgevraagd door de De Telegraaf, bleek dit weekend dat pogingen om ongewenste vreemdelingen terug te sturen de afgelopen vijf jaar meer dan 10.000 keer mislukten. Vaak omdat het herkomstland de persoon niet terugnam of niet reageerde op het verzoek.
Hardnekkig probleem
Ook voor landen met een goed terugkeerbeleid, zoals Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk en Nederland, is het dus lastig om uitgeprocedeerden uit te zetten. "Noorwegen stopt er veel geld in. Ze hebben in verschillende herkomstlanden bijvoorbeeld Noorse ambtenaren werken."
Nederland zou wat Leerkes betreft kunnen leren van Noorwegen, maar ook van Zweden. "Dat land heeft relatief veel vrijwillige terugkeer. Zweden investeert in het transparant maken van de procedures, waardoor mensen de legitimiteit van de besluiten erkennen."
Toch is het probleem hardnekkig, erkent Leerkes. "Uit dit onderzoek blijkt dat je als land iets meer kan doen, maar je houdt een grote groep die moeilijk of niet wordt uitgezet. Je moet dus een beleid hebben voor die groep. Dat zie je ook ontstaan, zoals de bed-bad-broodopvang in Nederland."