Economie groeit, maar uitstoot broeikasgassen daalt
De uitstoot van broeikasgassen is in 2018 met twee procent gedaald ten opzichte van het jaar ervoor, terwijl de economie groeit. De daling is vooral te danken aan de afname van het gebruik van steenkool voor de elektriciteitsopwekking. Dat blijkt uit nieuwe, voorlopige cijfers van het CBS en het RIVM.
Vorig jaar werd in Nederland voor 189,5 miljoen ton aan CO2 en andere broeikasgassen uitgestoten, dat is 4,2 miljoen ton minder dan in 2017. De daling komt doordat energiebedrijven minder CO2 uitstoten, er minder methaan wordt uitgestoten doordat de veestapel krimpt en de industrie is minder vervuilend.
Nederland wil in 2020 de broeikasgasuitstoot 25 procent lager hebben dan in 1990. Op basis van de cijfers over 2018 ligt de uitstoot nu 14,5 procent lager dan destijds. De uitstoot van broeikasgassen per inwoner is in Nederland hoog vergeleken met andere EU-landen.
De Nederlandse emissie-intensiteit is de afgelopen drie jaar met tien procent afgenomen. Dat is grotendeels te danken aan het sluiten van oude kolencentrales, meer verbruik van hernieuwbare energie zoals wind en zon, alle energiebesparingen, en de groei van diensten in plaats van industrie. Dat alles heeft ertoe geleid dat de uitstoot-intensiteit in 2018 44 procent lager was dan in 1990.
Kernenergie en waterkracht
Vergeleken met de rest van Europa ligt de uitstoot-intensiteit iets boven het EU-gemiddelde. Van de 28 EU-landen hebben 17 landen een hogere emissie-intensiteit, vooral in Oost-Europa. Vaak zijn dat landen met een grotere industriesector.
Frankrijk, Zweden, en Oostenrijk scoren laag qua emissie-intensiteit, dankzij het feit dat ze weinig fossiele brandstoffen (kolen en gas) gebruiken bij de productie van elektriciteit. In Frankrijk en Zweden staan veel kerncentrales en Oostenrijk en Zweden hebben waterkrachtcentrales.