Europees Hof vraagt Rusland om opheldering over ramp MH17
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens neemt de klachten van de nabestaanden van de ramp met vlucht MH17 in behandeling. Rusland krijgt van het Hof tot 3 september de tijd voor een schriftelijke reactie op de beschuldigingen.
De nabestaanden zeggen dat Rusland hun grondrechten heeft geschonden, door het neerhalen van het toestel van Malaysia Airlines boven Oekraïne op 17 juli 2014 en het dwarsbomen van het daaropvolgende onderzoek. Ze houden Rusland daarvoor direct of indirect verantwoordelijk, staat in de aanklacht.
Het gaat om twee klachten die door het Hof zijn samengevoegd. De ene klacht is ingediend door Beer Advocaten die zo'n 100 nabestaanden vertegenwoordigt. De andere klacht is afkomstig van de Amerikaanse advocaat Jerry Skinner. Hij legde in 2016 een claim van 330 miljoen dollar neer bij het Hof, aanvankelijk uit naam van nabestaanden uit Australië, Nieuw-Zeeland en Maleisië. Vorig jaar sloten nabestaanden van 111 Nederlandse slachtoffers zich daarbij aan. De groep wordt in Nederland vertegenwoordigd door het Nederlands Kernteam MH17, een samenwerkingsverband van vijf advocatenkantoren.
"Vaststaand feit"
Het Nederlandse advocatenkantoor schrijft dat het Europese Hof het als "een vaststaand feit lijkt aan te nemen" dat de Buk waarmee het toestel werd neergehaald onder aanvoering van Russische militairen van Rusland naar het oorlogsgebied in het oosten van Oekraïne is overgebracht. Dat stemt overeen met de uitkomsten van het internationale onderzoek naar de ramp.
Bij de ramp met vlucht MH17 kwamen 298 mensen om het leven, onder wie 196 Nederlanders. Rusland spreekt elke betrokkenheid tegen.