Aantal arme huishoudens voor het eerst in vier jaar gestegen
Voor het eerst in vier jaar is het aantal huishoudens met een laag inkomen - en daarmee een risico op armoede - weer gestegen. Dat meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek. Het betrof in 2017 599.000 huishoudens, 27.000 meer dan een jaar eerder. Het aantal komt neer op 8,2 procent van alle huishoudens.
Ruim een derde van die stijging komt voor rekening van vooral Syrische vluchtelingen. Zij komen na het ontvangen van een verblijfsvergunning vaak in de bijstand. In totaal heeft bijna 53 procent van de vluchtelingenhuishoudens een laag inkomen. Over de overige groep huishoudens die onder de armoedegrens terechtgekomen is, is volgens het CBS weinig te zeggen. Die groep mensen loopt te ver uiteen om eenduidig te duiden.
Ook het aandeel huishoudens dat langdurig onder de lage-inkomensgrens moet leven, is gestegen, van 3,2 tot 3,3 procent van alle huishoudens. Dit heeft ermee te maken dat meer huishoudens afhankelijk zijn van een bijstandsuitkering.
Het CBS wijst erop dat een deel van de huishoudens die door de crisis het inkomen zagen dalen, daar niet meer bovenop is gekomen.
Huishoudens waarbij de hoofdkostwinner volgens het CBS laagopgeleid is, lopen het meeste risico op armoede. 14,2 procent van die huishoudens heeft een laag inkomen. Bij middelbaar opgeleiden is dit 7 procent en onder hoogopgeleiden gaat het om 3,6 procent van de huishoudens.
Dankzij de AOW lopen gepensioneerden het kleinste risico op armoede.
De lage-inkomensgrens in 2017 (bron: CBS)
huishoudens onder de lage- inkomensgrens | percentage huishoudens onder de armoedegrens | percentage huishoudens langer dan vier jaar onder de grens | |
2016 | 572.000 | 7,9 | 3,2 |
2017 | 599.000 | 8,2 | 3,3 |
Het Centraal Planbureau heeft op verzoek van het CBS een raming gemaakt voor het aantal huishoudens onder de lage-inkomensgrens. Verwacht wordt dat dat aantal in 2018 vrijwel gelijk blijft. Voor 2019 verwacht het planbureau een daling tot 7,5 procent van de huishoudens.