Met een rammelende maag schuilen voor de bommen in Oost-Ghouta
De 400.000 inwoners van de Syrische enclave Oost-Ghouta kampen met ernstige honger, leven praktisch in de schuilkelder én ondergaan nu zware bombardementen. De situatie is er volgens de VN erger dan ooit tevoren.
Sinds zondag kwamen 190 mensen om het leven door de beschietingen, meldt het Syrische Observatorium voor de Mensenrechten, dat de ontwikkelingen in Syrië volgt van uit het Britse Coventry en zich baseert op waarnemers ter plaatse.
Daarmee is het een van de dodelijkste reeks beschietingen in jaren. De voorstad ten oosten van Damascus is sinds 2013 in handen van rebellen. En dat is een doorn in het oog van president Assad.
"Het is een belangrijke plek - vlak bij zijn hoofdstad - die hij graag weer in handen krijgt", zegt correspondent Marcel van der Steen. Het lijkt er volgens hem op dat het regeringsleger zich opmaakt voor een grondoffensief. Dat zou verklaren waarom de bombardementen op de wijk worden opgevoerd.
Al vijf jaar is Oost-Ghouta praktisch afgesloten van de buitenwereld. Vorige week kwam het eerste hulpkonvooi in twee maanden eindelijk aan in de noodlijdende enclave. Goed nieuws, maar een druppel op een gloeiende plaat, zegt de chef van het Wereldvoedselprogramma van de Verenigde Naties in Syrië.
In een interview met het Duitse dagblad Tagesspiegel vertelt Jakob Kern dat het in de voorstad nog nooit zo slecht is gegaan. Bewoners leven noodgedwongen min of meer ondergronds. "Ze durven niet naar buiten te gaan, omdat er altijd bombardementen zijn. Er is bijna niets meer te eten en het laatste beetje voedsel is haast onbetaalbaar."
'Zelfs verkoudheid is levensbedreigend'
De VN kwam eind vorig jaar al met een rapport over de schrijnende situatie in Oost-Ghouta. 175.000 inwoners zijn ondervoed, er is een groot tekort aan medicijnen en medische zorg. Volgens Kern kan onder deze omstandigheden "zelfs een verkoudheid" levensbedreigend zijn.
De weinige, gebrekkige medische centra in de wijk zijn door de luchtaanvallen overbelast. Er zijn honderden gewonden, soms volledig bedolven onder het puin. De onderstaande beelden zouden zijn gemaakt door reddingswerkers, vlak na een van de recente beschietingen:
Unicef reageert op de bombardementen met een blanco verklaring. Een lege pagina met als enig begeleidende tekst: "We hebben er geen woorden meer voor om het lijden en de woede van deze kinderen uit te drukken".
De Verenigde Naties pleiten al maanden voor een wapenstilstand. Pas dan kan het transport van hulpgoederen en medicijnen op gang komen en de bewoners worden geëvacueerd uit het oorlogsgebied.
De oproep tot een staakt-het-vuren vindt nog geen gehoor bij de strijdende partijen. In Oost-Ghouta zijn meerdere groeperingen actief. Een ervan is het Vrije Syrische Leger. Deze rebellengroep werd aan het begin van de opstand in 2011 opgericht. Al-Nusra is een andere grote speler in de enclave. Dit is een jihadistische beweging die gelieerd is aan al-Qaida.
Assads leger zal straat voor straat proberen het gebied weer in handen te krijgen.
Correspondent Van der Steen legt uit dat het een aflopende zaak is voor de rebellen. Oost-Ghouta en de plaats Idlib in het noordwesten van Syrië zijn de laatste, grote bolwerken van de oppositiepartijen. "Er is niet veel meer van over en ze zijn omsingeld", zegt Van der Steen.
Zo moeilijk als de hulpgoederen binnenkomen, zo lastig is het ook voor de rebellen om aan wapens te komen. En ook zij lijden onder de voedseltekorten. Ondertussen wint Assads leger terrein. De afgelopen twee maanden werden westelijke delen van de enclave heroverd op rebellen.
De hevige bombardementen zijn volgens Van der Steen een voorbode voor de naderende eindstrijd. "Assads leger zal straat voor straat proberen dat gebied weer in handen te krijgen. En de inwoners van Oost-Ghouta zitten in de val."
