'Wat een triest rechtssysteem!' Waarom rechters worstelen met verkeerszaken
"Belachelijk lage straf."
"30 jaar te weinig."
"Deze straf is echt niet hoog genoeg."
"Wat een triest rechtssysteem!"
Zo klinken de reacties op de NOS-Facebookpagina onder het bericht over de vier jaar celstraf en vijf jaar rijontzegging voor de 64-jarige Walter van W., voor het doodrijden van de 19-jarige Fleur in Loosdrecht.
Rechters zitten nogal eens in hun maag met verkeerszaken. De roep vanuit de samenleving is vaak om zwaardere straffen op te leggen, maar in de rechtszaal blijkt dat lastig.
Waarom is het zo lastig?
Wie een ander doodrijdt in het verkeer, overtreedt artikel 6 van de wegenverkeerswet. Daarin staat dat het verboden is je zodanig in het verkeer te gedragen, dat je een dodelijk ongeval veroorzaakt.
Bij deze wet is nooit opzet in het spel. Opzet zou betekenen dat je van plan bent om iemand dood te rijden. Dat is in de regel natuurlijk niemand. Als dat wel het geval is, gaat het om moord of doodslag. De wegenverkeerswet is dan niet van toepassing.
Opzet kan ook inhouden dat je de kans aanvaardt dat je jezelf of iemand anders doodrijdt, maar dat blijkt in de praktijk moeilijk te bewijzen. Een automobilist moet zich daar namelijk wel duidelijk bewust van zijn. Alleen wie bijvoorbeeld stomdronken achter het stuur kruipt en luidkeels laat weten dat het hem niets kan schelen wat er gebeurt, zou veroordeeld kunnen worden op basis van opzet.
Walter van W. had te veel gedronken. In de rechtszaal verklaarde hij dat hij dat niet wist, omdat er meer gin in zijn gin-tonic zat dan hij dacht.
Wat is de maximumstraf als je iemand doodrijdt?
Als geen sprake is van opzet, is dat drie jaar cel. Dat kan verdubbeld worden naar maximaal zes jaar bij roekeloosheid. Hoewel iedereen een beeld heeft bij roekeloos rijden, ligt dat juridisch een stuk ingewikkelder. Dan moet er echt sprake zijn van extreme omstandigheden, zoals een straatrace of een achtervolging.
Terwijl de meeste mensen rechts inhalen met 160 kilometer per uur behoorlijk roekeloos vinden, is dat wettelijk nog niet genoeg om iemand te kunnen veroordelen voor roekeloos rijden. Tot grote teleurstelling van verkeersslachtoffers.
Om dit probleem te omzeilen, zijn er wel andere strafverzwarende bepalingen. Als sprake is van gevaarlijke handelingen, zoals bijvoorbeeld bumperkleven, mag de straf met de helft verzwaard worden. Het maximum is dan dus 4,5 jaar.
Bij het ongeluk in Loosdrecht was volgens het Openbaar Ministerie ook sprake van een straatrace, tussen Walter van W. en zijn zoon. De rechtbank heeft dat toch niet meegenomen in de strafmaat. Omdat Van W. veel te hard reed, komt de rechtbank wel tot vier jaar cel en vijf jaar rijontzegging.
Hoe kan het dat mensen soms toch vrijuit gaan als ze iemand hebben doodgereden?
De rechter kijkt in de eerste plaats of het weggedrag van de verdachte bewezen kan worden. Heeft de verdachte bijvoorbeeld echt met 170 kilometer per uur over de verkeerde weghelft gereden? Pas als dat vaststaat, kan bepaald worden waaraan diegene zich schuldig heeft gemaakt. En pas daarna worden de gevolgen meegewogen.
Dus: als niet bewezen kan worden dat iemand te hard reed of op de verkeerde weghelft zat, zal de verdachte worden vrijgesproken.
Zouden rechters zelf zwaardere straffen op willen leggen?
Niet per se. Zij vinden de 4,5 jaar die in de praktijk opgelegd kan worden voor dit soort delicten, zwaar genoeg. Wel vinden ze het lastig uit te leggen dat roekeloosheid vaak niet bewezen kan worden.
Juridisch wordt er nu een ander etiketje opgeplakt en rolt er ongeveer dezelfde straf uit, maar toch: hier zou de wetgever best iets aan mogen doen, vinden veel rechters. Daar wordt inmiddels ook aan gewerkt.
Tellen eerdere verkeersboetes ook mee bij het bepalen van de straf?
Nee. Ook al is iemand honderd keer geflitst voor te hard rijden, het telt niet mee in een veroordeling voor het veroorzaken van een dodelijk ongeluk. Dat komt omdat boetes worden uitgedeeld op basis van een kenteken. Een auto-eigenaar met honderd boetes op zijn naam, zat mogelijk niet al die keren zelf achter het stuur.
In het buitenland wordt dit ondervangen door niet alleen kentekens, maar ook de bestuurders te fotograferen als ze te hard rijden. Zo is vast te stellen wie er achter het stuur zat. Die methode is duurder; in Nederland gebeurt het daarom niet.
Hoe zit het met andere maatregelen, zoals het intrekken van een rijbewijs of een alcoholslot?
De rechter kan, naast het opleggen van een boete of een gevangenisstraf, ook het rijbewijs (tijdelijk) afpakken. Als dat gebeurt in combinatie met een celstraf, gaat de maatregel pas in nadat die straf is uitgezeten. Voor iemand die vijf jaar zijn rijbewijs kwijt is, tellen de jaren achter de tralies dus niet mee. Dat geldt ook voor Walter van W.
Tot vorig jaar konden dronken bestuurders ook worden verplicht een alcoholslot te kopen. Dat gebeurde niet door de rechter, maar door het CBR. Inmiddels mag dat niet meer, omdat automobilisten dan dubbel gestraft worden.
Het CBR heeft nog wel andere maatregelen, die op voorspraak van de politie mogen worden opgelegd: een verplichte cursus over alcoholgebruik of asociaal rijden. Doel daarvan is het gedrag van een verdachte te veranderen. De kosten (tussen de 600 en 1100 euro) moeten door de automobilist zelf worden opgehoest.