Grote verschillen in rookgedrag tussen hoog- en laagopgeleiden
Het aantal rokers in Nederland neemt af, maar er is een groot verschil tussen mensen met een hoog of laag opleidingsniveau. Dat blijkt uit cijfers van het CBS, in samenwerking met het RIVM en het Trimbos-instituut. Het aandeel rokers onder hoogopgeleide mensen is bijna gehalveerd, onder laagopgeleiden is de daling veel lager.
In 1990 rookte 38 procent van de laagopgeleiden, 40 procent van de middelbaar opgeleiden en 34 procent van de hoogopgeleiden. Nu rookt nog 28 procent van de laag-, 26 procent van de middelbaar- en 18 procent van de hoogopgeleiden.
Volgens verslavingsarts Esther Croes van het Trimbos Instituut komt het verschil onder meer door school. "Vmbo-scholieren roken meer dan vwo'ers. En als je begint te roken en je bent jong, dan ben je sneller verslaafd", zegt ze in het NOS Radio 1 Journaal. "En dan is het ook nog zo dat het voor laagopgeleiden moeilijker is om te stoppen. Het is in die groep minder abnormaal om te roken, maar ook weten ze minder goed de juiste zorg te vinden."
Terugval
Rokers die laagopgeleid zijn roken ook vaker: 87 procent elke dag. Bij de rokers die universitair zijn opgeleid gaat het om minder dan de helft. Zwaar roken, minstens twintig sigaretten per dag, komt onder de hoogst opgeleiden nauwelijks voor, bij de laagopgeleiden gaat het om 7 procent.
Bovendien heeft de laatste groep een grotere kans op een terugval, zegt Croes. "Er zijn bij laagopgeleiden vaker geldzorgen, huisvestingsproblemen of werkeloosheid. Dan ligt een terugval op de loer."
Meer dan de helft van de hoogst opgeleide mensen heeft overigens nog nooit gerookt. Bij de laagopgeleide mensen heeft een derde van de mensen nog nooit een sigaret genomen.